Deel 2 De geschiedenis van Nederland van 1576 tot 1648

De Nederlandse gewesten waren vanaf 1568 in oorlog met Filips II. Filips II streefde naar handhaving van het katholieke geloof en centralisatie van het bestuur. Daarmee zette hij de politiek van zijn vader, Keizer Karel V voort. Deze politiek mondde in 1568 uit in de Nederlandse Opstand tegen het gezag van Filips II. Na een aanvankelijke mislukking keerden de kansen van de opstandelingen ten goede en kreeg men steeds meer aanhang. We vervolgen de Opstand vanaf het jaar 1576 als alle gewesten zich aaneensluiten tegen Filips II.
De Pacificatie van Gent
u Na de dood van de landvoogd Requesens, de opvolger van Alva duurde het nog enige tijd voordat de nieuwe landvoogd, Don Juan, in de Nederlanden was aangekomen.
u De Raad van State had tijdelijk het bestuur overgenomen. De Raad zag zich onmiddellijk voor grote problemen geplaatst toen de Spaanse Furie uitbrak en muitende Spaanse troepen stad en land afstroopten. Nu moesten de koningsgetrouwe, zuidelijke gewesten zich uit zelfbehoud ook tegen de Spanjaarden keren.
u De Staten-Generaal kwamen bijeen, besloten zelf troepen te werven om de Spanjaarden het land uit te jagen en vroegen daarbij ook de hulp van de opstandige noordelijke gewesten.
u Op 8 november 1576, terwijl het geplunderde Antwerpen nog in brand stond, werd de vredesovereenkomst ondertekend, die de „Pacificatie van Gent" werd genoemd. Daarbij beloofden de gewesten elkaar vriendschap en trouw.
u Gezamenlijk zouden zij de Spaanse soldaten uit de Nederlanden verdrijven. In het zuiden werden de plakkaten tegen de protestanten voorlopig opgeschort (deze kwestie zou later door de Staten-Generaal definitief geregeld worden) en Holland en Zeeland beloofden de katholieken met rust te laten. De Prins van Oranje kreeg al zijn verbeurd verklaarde bezittingen terug. Iedereen die naar het buitenland was gevlucht zou ongehinderd kunnen terugkeren. Het oppergezag van Philips II werd nog erkend, maar de nieuwe landvoogd moest wél de besluiten die in de Pacificatie van Gent waren neergelegd, aanvaarden.
u Alle gewesten, behalve Luxemburg, hebben de Pacificatie van Gent ondertekend. Toen ook Don Juan, na veel onderhandelingen, zich onder voorwaarde dat de katholieke godsdienst erkend zou blijven, bij de overeenkomst neerlegde, leek het alsof de vrede in de Nederlanden was hersteld. Maar weldra trok de landvoogd zijn beloften in en opende hij weer de strijd tegen Holland, Zeeland en de Prins van Oranje.
Landvoogd Don Juan legt zich niet neer bij de Pacificatie van Gent
Toen de nieuwe landvoogd Don Juan in de Nederlanden arriveerde moest hij zich aanvankelijk bij dit verdrag neerleggen.
Hertog van Parma komt met Spaans leger naar de Nederlanden.
Don Juan wist dat de hertog van Parma, met een sterk Spaans leger, onderweg naar de Nederlanden was en het duurde dan ook niet lang of hij schond de overeenkomst door een deel van de Spaanse troepen, die hij op grond van de Pacificatie had moeten wegzenden, terug te roepen en zich in de vesting van Namen te verschansen. Nadat Parma in het zuiden was gearriveerd laaide de strijd in alle hevigheid weer op. Het was duidelijk dat Philips nog steeds van plan was de Nederlanden geheel met wapengeweld te onderwerpen.
Parma van legerleder tot landvoogd en probeert de Pacificatie van Gent te doorbreken
u Na de dood van Don Juan in 1578 wordt Parma landvoogd.
u De zuidelijke gewesten vormden in 1579 de Unie van Atrecht.
Nadat de zuidelijke gewesten met de Unie van Atrecht duidelijk te kennen hadden gegeven, dat zij zo'n Generale Unie onder leiding van de protestantse Prins en de calvinistische gewesten, niet wensten, was de hoop op eenheid in de Nederlanden definitief verkeken.
Ontwikkelingen sinds de Pacificatie van Gent
1577-1578
Situatie in 1580
De vorming van de Unie van Utrecht in 1579
u Toen het reeds duidelijk was dat de zuidelijke Nederlandse gewesten streefden naar verzoening met de Spaanse koning en onaantastbaarheid van de katholieke godsdienst (Unie van Atrecht), verenigden zich op 23 januari 1579 de gewesten Holland, Zeeland, Friesland, Utrecht en Gelderland in de Unie van Utrecht met het doel de strijd voor zelfbestuur en vrijheid van godsdienst voort te zetten. Vlaamse en Brabantse steden (leper, Brugge, Gent, Antwerpen en Lier) sloten zich erbij aan.
Uit de Unie van Utrecht groeide later de Republiek der Verenigde Nederlanden en de Unie kan dus beschouwd worden als het begin van Nederlands nationale zelfstandigheid.
De Staten-Generaal besluiten in 1581 zonder Filips II verder te gaan
Plakkaat van Verlatinghe
Op zoek naar een nieuwe soeverein
De Noordelijke Nederlanden moesten nu op zoek naar en nieuwe soeverein. Als eerste werd de hertog van Anjou, een broer van de Franse koning aangezocht. Maar deze bleek onbekwaam en zijn bewind duurde maar tot 1583. Het gewest Holland wilde Willem van Oranje als soeverein, maar Willem werd in 1584 te Delft vermoord. Opnieuw werd gezocht naar een buitenlandse vorst: Koningin Elizabeth I van Engeland. Maar deze weigerde maar stelde wel haar vertrouweling voor, de graaf van Leicester. Toen echter bleek dat zij Leicester in het geheim de opdracht had gegeven vredesbesprekingen te beginnen met de Spaanse opperbevelhebber, viel Leicester als soeverein af en verliet in december 1587 de Nederlanden.
Parma's negen jaren 1579-1588
Parma‘ s militaire successen waren niet alleen te danken aan zijn strategisch inzicht, maar ook aan het feit dat hij zijn troepen goed in de hand wist te houden. Hij handhaafde een strenge maar rechtvaardige discipline. Hij bekommerde zich voortdurend om het lot van zijn soldaten, zorgde dat ze goed gevoed en gekleed werden en liet zelfs hospitalen voor de gewonden inrichten. Soldij werd doorgaans op tijd uitbetaald, omdat Parma niet wachtte tot hij weer geld uit Spanje had ontvangen, maar leningen afsloot bij Italiaanse en Antwerpse bankiers. Het kostte hem weinig moeite zulke leningen af te sluiten omdat weldra bleek dat hij altijd zijn beloften nakwam. Voor deze aanvoerder, die hen knap en verstandig leidde in het gevecht zonder hen aan overbodige risico's bloot te stellen en die bovendien goed zorgde voor hun persoonlijke belangen, gingen de Spaanse troepen door het vuur. En ook veel Zuid-Nederlandse edelen vonden het een eer om in het goed geleide leger van Parma te mogen dienen. Maar Parma was niet alleen een goed veldheer, hij was ook een uitstekend diplomaat.
Gebiedsontwikkelingen in de Nederlanden
Overzicht Nederlandse Opstand 1568-1598
Nederland wordt in 1588 een Republiek
u Tegen wil en dank werd toen besloten te kiezen voor een republikeinse staatsvorm. De eerste stap werd genomen door de ´Deductie van Francken´.
u Francken betoogde in een geschrift, in opdracht van de Staten van Holland, dat de soevereiniteit van oudsher bij de Staten lag, maar dat die ooit aan Filips II was opgedragen. Die soevereiniteit was nu teruggegeven aan de Staten Generaal.
u Zo gaf Francken een juridische onderbouwing van het ontstaan van een nieuwe staat in Europa: De Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. Deze staat ontstond in 1588 als een statenbond, een staat met en grote zelfstandigheid voor de afzonderlijke gewesten. Men werkte alleen samen op het gebied van defensie en buitenlandse zaken.
Veroveringen Prins Maurits en Willem Lodewijk 1588-1598
Ontwikkeling grondgebied Republiek
1590-1592
1593-1595
1597
1596-1598
De Republiek is uniek in een Europa van Koninkrijken
u De meeste Europese landen werden in die periode vanuit één centraal punt bestuurd. In de Republiek was juist sprake van particularisme. Dat betekent dat elk afzonderlijk gewest of stad nog veel zaken op zijn eigen manier en op grond van zijn eigen belang regelde. Het hoogste gezag in de Republiek lag dus bij de gewesten.
u Uniek want bijna alle andere Europese landen waren monarchieën. De vorsten wilden hun macht steeds meer vergroten. Ze streefden naar absolute macht. In de Republiek waren er toch bestuurders met aanzienlijke politieke macht. De stadhouders en de raadspensionaris. Elk gewest koos zijn eigen legeraanvoerder maar de stadhouder had ook politieke macht want deze was betrokken bij de benoemingen van bestuurders van steden en gewesten.
Economische groei in de Noordelijke Nederlanden
u Na 1585 steeg zowel de binnenlandse als de buitenlandse vraag naar nijverheidsproducten. De binnenlandse vraag nam toe door de bevolkingsgroei en de toenemende welvaart. Doordat de handel met het buitenland toenam, was er ook steeds meer vraag naar producten die de Republiek kon exporteren.
De volgende verschijnselen en gebeurtenissen stimuleerden de groei van de nijverheid in de Republiek nog meer.
u In de Republiek was kapitaal (geld) ruim beschikbaar omdat men tegen lage rente kon lenen.
u Amsterdam groeide uit tot de stapelmarkt van Europa. Hierdoor waren er voldoende grondstoffen aanwezig om bewerkt te worden. Bijvoorbeeld in de suikerraffinage en zout- en zeepziederijen.
u De Republiek lag gunstig aan zee en beschikte over een grote handelsvloot. Dat was gunstig voor de export van nijverheidsproducten.
u In 1585 vluchtten veel ambachtslieden en handelaren uit Antwerpen naar de Noordelijke gewesten. Daardoor kwamen er nieuwe bedrijfstakken bij. Leiden werd een van de belangrijkste centra voor de wolindustrie en Haarlem specialiseerde zich in de productie van linnen- en zijdeweefsels.
u Naast spierkracht van mens en dier waren er in de Republiek ook twee goedkope energiebronnen aanwezig: turf en windkracht.
u Op grote schaal werden in de Republiek schepen gebouwd. dat was mogelijk omdat men overging tot een zekere standaardisatie in de bouw ervan. Vooral de Zaanstreek stond bekend om de vele scheepswerven. Een belangrijke vernieuwing was de bouw van het fluitschip. Dit scheepstype was geschikter voor de handel dan het karveel, omdat er door de vorm meer producten in konden worden geladen. Hoe meer laadruimte, hoe minder schepen er nodig waren, hoe minder tol er moest worden betaald.
u Van de groei van de scheepsbouw profiteerden ook andere bedrijfstakken zoals de touwslagerij, de zeilmakerij, maar ook de wapenindustrie en de buskruitfabricage.
Handel, scheepvaart en visserij
u Na 1585 breidden de handel en de scheepvaart van de Republiek zich spectaculair uit. Amsterdam nam de plaats van Antwerpen over als handelscentrum van Europa. De koopvaardijvloot van de Republiek was de grootste van Europa en verzorgde vanuit de havens in Holland, Zeeland en langs de Zuiderzee het grootste deel van de Europese vrachtvaart. De overzeese handel werd beschouwd als de hoeksteen van de economie van de Republiek.
u Maar de handel beperkte zich niet alleen tot Europa. Nederlandse kooplieden bereikten in 1595 voor het eerst het eiland Java. Deze tocht was gefinancierd door negen kooplieden uit Amsterdam. Hoewel de tocht verlies opleverde was de winst echter dat de route naar Indië in de Republiek nu bekend was.
u Naast bulkhandel nam ook de handel in luxeproducten steeds winstgevender. Er groeide een wereldeconomie. Daardoor ontstonden er rond 1600 in Amsterdam speciale instellingen die voor de handel een belangrijke rol speelden. Dat waren de volgende instellingen:
u De wisselbank. Mensen konden hier hun geld veilig onderbrengen of wisselen tegen andere valuta. Ook kon je bij deze bank, wanneer je er geld bracht, zogenaamde wisselbrieven krijgen. Waardepapieren die je bij een andere bank weer kon inwisselen voor het bedrag dat er op genoteerd stond.
u De koopmansbeurs. Dit was eigenlijk een permanente jaarmarkt.
u De bank van lening. Hier kon geld worden geleend, bijvoorbeeld om in een bedrijf te investeren. Men kreeg alleen geld als men goederen als onderpand aan de bank kon geven.
Oprichting Verenigde Oost-Indische Compagnie 1602
Oprichtingsacte VOC
VOC had soevereine macht
u In 1602 werden de verschillende 'compagnieën van verre' onder leiding van Johan van Oldenbarnevelt samengevoegd tot de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). De VOC kreeg het handelsmonopolie op de handel naar het Oosten en mocht verdragen sluiten met vorsten en zelfs oorlog voeren. Dit was bijzonder omdat het soevereine rechten waren, die normaal waren voorbehouden aan een staat. Naast specerijen (zeventiende eeuw) waren textiel en thee (achttiende eeuw) producten, waar de VOC veel in handelde.
In 1621 werd de West-Indische Compagnie (WIC) opgericht. De handelsroute vormde een driehoek, waardoor men spreekt over drie hoeks handel. In dit systeem werden goud, tabak en suiker verhandeld, maar vond ook slavenhandel plaats. De WIC hield zich naast de drie hoeks handel ook bezig met kaapvaart. ( Bijvoorbeeld de zilvervloot door Piet Hein in 1628. De tegenwoordige waarde zou een half miljard euro bedragen.
Holland en Zeeland en de rest van de Republiek
u Er waren grote verschillen tussen regio's. Holland en Zeeland waren de meest welvarende en toonaangevende gewesten. De landgewesten in het zuiden en oosten bleven economisch in ontwikkeling achter. Dat blijkt uit de volgende voorbeelden:
u De bevolking nam er in vergelijking met Holland nauwelijks toe. Dus ook de urbanisatiegraad niet.
u De verbindingen met het westen waren niet altijd goed.
u De meerderheid van de bevolking was er werkzaam in de landbouw. Daarnaast waren de boeren er in veel sterkere mate zelfvoorzienend(met uitzondering van een gebied tussen Amersfoort en Arnhem).
u Grootschalige nijverheid kwam in de landgewesten nauwelijks voor. Wel huisnijverheid. Rond het midden van de zeventiende eeuw verplaatsen veel Leidse lakenfabrikanten een deel van hun wolververij naar de omgeving van Tilburg.
De Nederlanders noemen de periode van 1600 tot 1672 de Gouden Eeuw
u Er werd door molens land gewonnen en winsten namen meer en meer toe en investeerders waren op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Het centrum van de Nederlandse economie was de Beurs van Amsterdam( aandelenbeurs).Hier werden vraag en aanbod gereguleerd. De Beurs was een groot succes en werd als voorbeeld gebruikt voor andere op te richten beurzen. Maar er kwamen ook speculaties voor zoals de Tulpenmania, waarbij speculanten de prijs tot ongelooflijke hoogte opdreven, met ineenstorting van de Tulpenmania als gevolg.
u Welvaart concentreerde zich vooral in het gewest Holland dat niet minder dan 57% bijdroeg aan het budget van de Republiek, Zeeland en Friesland 11% en Overijssel 3,5%. Dit leidde tot een onevenwichtige invloed in de Staten Generaal, omdat de afgevaardigden altijd eerst hun eigen interesses naar voren brachten. Dit leidde herhaaldelijk tot verlegenheid tussen Holland en de andere Noordelijke Gewesten.
Hoe valt het te verklaren dat het ondanks de Tachtigjarige Oorlog economisch zo goed ging?
u In de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog was het gunstig voor de Republiek dat Spanje tegelijkertijd ook tegen andere landen oorlog voerde. Hierdoor kon de Republiek haar strategische positie verder uitbouwen.
u Tussen 1609 en 1621 was het Twaalfjarig Bestand van kracht. De Spanjaarden en ook de Vlamingen stopten de kaapvaart vanuit Duinkerken. Met Spanje zelf kon weer worden gehandeld, het handelsembargo werd opgeheven.
u Nadat de strijd weer uitbrak in 1621 werd de handel met Spanje, Portugal en het Middellandse Zeegebied weer moeilijker maar dat werd gecompenseerd door de toegenomen vraag naar producten uit Duitsland en het Oostzeegebied.
u Door de Dertigjarige Oorlog tussen 1618 en 1648, die in het Duitse Rijk plaatsvond, leed de textielproductie daar grote schade.
u Ook de landbouw beleefde een bloeiperiode door de export naar Duitsland en de Zuidelijke Nederlanden.
De landsgewesten bleven achter
Dat blijkt uit de volgende voorbeelden:
u De bevolking nam er in vergelijking met Holland nauwelijks toe. Dus ook de urbanisatiegraad niet.
u De verbindingen met het westen waren niet altijd goed.
u De meerderheid van de bevolking was er werkzaam in de landbouw. Daarnaast waren de boeren er in veel sterkere mate zelfvoorzienend(met uitzondering van een gebied tussen Amersfoort en Arnhem).
u Grootschalige nijverheid kwam in de landgewesten nauwelijks voor. Wel huisnijverheid. Rond het midden van de zeventiende eeuw verplaatsen veel Leidse lakenfabrikanten een deel van hun wolververij naar de omgeving van Tilburg.
Na 1621 ging de Tachtigjarige Oorlog weer verder
1621-1628
De Lage landen 1609-1621
De Vrede vaan Münster 1648
Dit is het einde van deel 2 De geschiedenis van Nederland.
Zie voor deel 3: Deel 3 De geschiedenis van Nederland 1648-1795