Deel 6 geschiedenis van Nederland 1890-1940

In de serie over de geschiedenis van Nederland zijn we toegekomen aan deel 6. Deel 6 beschrijft de periode van 1890 tot 1940. Een periode van 50 jaar waarin Nederland een grote verandering doormaakte, buiten de Eerste Wereldoorlog bleef, een revolutiepoging meemaakte en een Interbellum waarin de SDAP niet werd toegestaan regeringsverantwoordelijkheid te dragen. In 1890 nam Regentes Emma tot 1898 het koningschap waar en Koningin Wilhelmina zou op 18 jarige leeftijd staatshoofd worden en tot 1948 staatshoofd zijn. De pacificatiepolitiek zou de drie belangrijkste politieke zaken regelen. Nederland was een sterk verzuilde samenleving. De economische crisis greep om zich heen en het lang handhaven van de gouden standaard deed Nederland geen goed.
Regentes Emma wordt in 1898 opgevolgd door koningin Wilhelmina
Op 18-jarige leeftijd wordt prinses Wilhelmina koningin.
Trouwt in 1901 met haar achterneef Prins Hendrik.
Na een aantal miskramen kreeg ze een dochter Juliana in 1909.
Ze zou koningin blijven tot 1948.
Zowel Staatshoofd in de Eerste - als de Tweede Wereldoorlog.
Zag na de Tweede Wereldoorlog een grotere rol weggelegd voor het Staatshoofd.
Geboorte prinses Juliana in 1909
De eerste opdracht van een staatshoofd is het voorbrengen van nageslacht.
Uiteindelijk zou prinses Juliana de enige troonopvolger zijn en was de Oranje-dynastie gewaarborgd.
Economische ontwikkeling van Nederland vanaf 1890
Textiel- en chemische industrie ontwikkelde zich in het oosten en zuiden omdat het daar veel goedkoper was. Nederland profiteerde van de opleving van Duitsland na 1890. De welvaart begon na 1895 pas echt te stijgen.
Men ging nu ook in Nederland investeren. Ontstaan Groot – industrieën.
Verhuizing van de landbouw naar de industrie: in 1849 -- 44% in de landbouw in 1920 – 23,5%
In 1900 konden mensen 25% meer kopen dan in 1860. De welvaart kwam vooral bij de rijken terecht.
Meer vraag naar luxe goederen suiker en tabak.
Gemiddelde leeftijd 1850—rond de 35; 1900—ruim 50
De helft van de bevolking behoorde nog tot de ongeschoolden.
De meeste rijken hadden hun kapitaal geërfd; zij beschikten over ¾ van het Nationale Inkomen.
Reacties op industrialisatie en schaalvergroting
De socialisten streefden naar socialisatie van de productiemiddelen. En opheffing van ongelijkheid. De eerste socialist in de Tweede Kamer was Ferdinand Domela Nieuwenhuis die in 1881 de Sociaal - Democratische (SDB) oprichtte. Hij vond zijn aanhang vooral onder de verpauperde Friese veenarbeiders.
In 1887 Parlementaire enquête over toestand in fabrieken en werkplaatsen.
1894 oprichting SDAP = Sociaal Democratische Arbeiders Partij; in de landelijke politiek speelde de SDAP nog geen rol. In de steden wel. Arbeiders hadden nog geen kiesrecht.
Oprichting vakbonden en socialistische partijen. ANWV. = Algemeen Nederlands Werklieden verbond en ook Confessionele Vakbonden.
1903 Spoorwegstaking /Grootste staking.
Er waren grote tegenstellingen tussen “burgerlijke” en arbeidsvrouwen.
Vakbonden streefden naar Collectieve Arbeidsovereenkomsten.
Door industrialisatie opkomst nieuwe middenklasse. Hun politieke idealen waren die van het Liberalisme.
Tot laat in de negentiende eeuw waren er geen politieke partijen maar stromingen.
Rol van de Overheid
Er waren 3 kwesties die de aandacht vroegen:
Schoolstrijd De Schoolstrijd ging over financiering van het onderwijs en gelijkstelling tussen de Openbare scholen en de Bijzondere scholen.
Strijd voor het Algemeen kiesrecht. Het Algemeen kiesrecht handelde over het afschaffen van de census en de instelling van Actief Kiesrecht en Passief Kiesrecht. Mannen kregen dat in 1917; vrouwen het passief kiesrecht in 1917 en het actief kiesrecht in 1919
Het Sociale vraagstuk. Dat zorgde voor grote verdeeldheid. Echter de eerste sociale wetten kwamen tot stand, te beginnen met de Kinderwet van Van Houten, die in 1874 werd aangenomen en fabrieksarbeid voor kinderen tot 12 jaar verbood. Achtereenvolgens kwam de woningwet tot stand en de ongevallenwet.
Spotprent tegen het Vrouwenkiesrecht
Liberale partijen
Voor de liberalen waren vrijheid en gelijkheid de belangrijkste uitgangspunten. In 1885 verenigden de liberalen zich in de Liberale Unie maar zij raakten verdeeld over het kiesrecht en de sociale kwestie.
In 1901 splitsten de vooruitstrevende liberalen zich af en stichtten de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB).
In 1906 werd een derde liberale partij opgericht, de Vrij Liberalen.
Propaganda Vrouwenkiesrecht en voor Sociale Wetgeving
Confessionele Partijen
In 1878 werd de ARP opgericht.
Omdat een aantal ARP-leden tegen de uitbreiding van het kiesrecht was richtten zij in 1908, onder leiding van A.F. de Savorin Lohman, de Christelijk Historische Unie (CHU) op.
In 1918 werd ook nog de orthodox-protestantse Staatkundig Gereformeerde Partij opgericht.
De Katholieken werden sinds de Spaanse overheersing in de zestiende eeuw gediscrimineerd en hoewel zij tijdens de Franse overheersing van Nederland (1795-1813) officieel gelijk werden gesteld aan de protestanten, bleven zij een soort tweederangsburgers..
Schaepman werd de leider van de katholieken. Maar pas in 1926 werd de Rooms Katholieke Staatspartij opgericht.
De Pacificatiepolitiek
Door de Verzuiling – de samenleving is verdeeld in groepen die werkten op levensbeschouwelijke grondslag –was het moeilijk om de drie knelpunten in de Nederlandse politiek op te lossen.
Pas onder invloed van de Eerste Wereldoorlog kwam de Pacificatiepolitiek tot stand en kwamen de politieke partijen tot een regeling over de drie belangrijke strijdpunten.
Spotprent over de Pacificatiepolitiek
Nederland in de Eerste Wereldoorlog
Tijdens de Eerste wereldoorlog bleef Nederland neutraal; het mobiliseerde wel het leger.
De Engelse blokkade en de Duitse onbeperkte zeebootsoorlog had invloed op de Nederlandse economie. Voedsel werd schaars en er werden voedselbonnen verstrekt.
Een groot aantal vluchtelingen uit België zochten hun toevlucht in Nederland.
Nederland na de Eerste Wereldoorlog
Na het einde van de 1e wereldoorlog was België van oordeel dat Nederland gestraft moest worden voor het feit dat men Duitse troepen had toegestaan over Nederlands grondgebied naar België op te trekken.
België eiste als genoegdoening het zuiden van Nederlands Limburg en Zeeuws Vlaanderen.
Nederland wees de Belgische eisen van de hand.
Op 10 november 1918 vroeg en kreeg Keizer Wilhelm II van Duitsland toestemming om in Nederland in ballingschap te leven. Hij zou tot zijn dood in 1941 te Doorn verblijven.
Revolutiepoging van Troelstra in 1918
Revolutiepoging leidde tot uitsluiting regeringsdeelname SDAP
De reactie op de revolutiepoging van Troelstra liet niet lang op zich wachten.
Spontane steunbetuiging aan koningin Wilhelmina op het Haagse Malieveld.
De SDAP werd in het Interbellum uitgesloten van regeringsdeelname.
In het Interbellum regeerden liberaal-confessionele kabinetten.
Sociale veranderingen
Troelstra’s poging mislukte maar leidde wel tot de indiening van een aantal sociale wetten zoals invaliditeitswet, ouderdomswet en een achturige werkdag.
De minister van Arbeid, Aalberse, bracht in 1919 de wet op de achturige werkdag in het parlement.
In veel gezinnen moest men toch met weinig inkomen zien rond te komen.
Verzuild
In het Interbellum de tijd tussen de beide wereldoorlogen, was Nederland sterk Verzuild In de praktijk hield dat in dat men alleen contact had binnen zijn eigen zuil en had alleen de top contact met elkaar.
Instelling kiesstelsel van Evenredige Vertegenwoordiging
Tot 1918 werd in Nederland bij verkiezingen het districtenstelsel toegepast.
Dat hield in dat het land in 100 kiesdistricten was verdeeld waarbij degene die meer dan de helft van de stemmen op zich verenigde gekozen werd door zijn district.
Voordeel: herkenbaarheid van de gekozene.
Nadeel: veel stemmen gingen verloren en de Tweede Kamer was geen juiste politiek afspiegeling.
Na 1918 was de samenstelling van de Tweede Kamer politiek een juiste afspiegeling.
Elke stem telde nu mee en werd in het hele land bij elkaar opgeteld.
De restzetels, die de kiesdeler niet haalden werden verdeeld onder die partijen met de meeste reststemmen.
Voordeel: Ook kleine partijen kregen nu de kans in de Tweede Kamer een zetel te krijgen.
Nadelen: Het leidde tot politieke versnippering. Coalitievorming lastiger en een grotere kloof tussen kiezer en gekozene.
Economie afhankelijk van de ontwikkeling van de wereldeconomie
De verslechterde economische situatie leidde o.a. in de jaren 1923-24 tot grote stakingen in de textielindustrie. Na het dieptepunt 1923 ging het weer iets beter. Na de beurskrach in 1929 kon Nederland zich ook niet aan de crisis onttrekken en de werkloosheid liep in 1934 op tot zo’n 25% van de beroepsbevolking. Vooral middenstanders en boeren hadden het zwaar.
Geïmporteerde crisis in Nederland
In Nederland was sprake van een geïmporteerde crisis omdat Nederland in toenemende mate afhankelijk was van andere landen. Deze landen besloten ook nog hun eigen economie te beschermen o.a. door de importprijzen te verhogen.
De export en import werd gehalveerd. Door kostenverlaging en dus ook verlaging van de lonen werd geprobeerd markten terug te winnen. In Nederland was een kwart van de mensen werkloos.
Dit leidde tot veel sociale onrust en stakingen waarbij zelfs doden vielen(muiterij Zeven Provinciën).
Arbeidsproductiviteit in de Nederlandse industrie
Protesten tegen loonsverlagingen
Drie keer was er fel protest tegen loonsverlagingen of steunverlagingen
1) In Twente braken in 1931 en 1932 grote stakingen uit.
2) In 1933 sloeg de bemanning van het marineschip ‘de zeven Provinciën’ aan het muiten.
3) In 1934 kwam het in de Jordaan tot een opstand.
Crisisbeleid van de Nederlandse regering
Bijna de helft van de werklozen kreeg geen hulp. Diegenen die geen hulp kregen, hadden in de ogen van de regering “ geen waarde” voor het productieapparaat.
De regeringen in die tijd bestonden uit confessionelen en (vrijzinnig) liberalen. De regering bezuinigde op ambtenarensalarissen en werkloosheid -uitkeringen
De stakingen en de muiterij werden met geweld onderdrukt. Minister Romme (RKSP) van Sociale zaken stelde zelfs voor, in 1937, arbeid van samenwonende en gehuwde vrouwen te verbieden. Het voorstel haalde het niet al moesten vrouwelijke ambtenaren die gingen trouwen hun werk opgeven.
De Gouden Standaard
De gouden standaard houdt in dat een land de waarde van zijn geldeenheid koppelt aan een bepaald gewicht aan goud.
Wanneer landen met verschillende valuta dit doen, kan men gemakkelijk een wisselkoers bepalen en is internationale handel eerlijker en overzichtelijker. Het geld dient altijd inwisselbaar te zijn voor goud en is dus meer waardevast.
Maar door de crisis waren er landen die toch hun geldeenheid gingen devalueren, dus niet meer vasthielden aan de gouden standaard.
Nederland onder Colijn deed dit echter niet waardoor onze producten duurder werden.
Revaluatie: waardevermeerdering geldeenheid ten opzichte van andere geldeenheden.
Devaluatie: Waardevermindering geldeenheid ten opzichte van andere geldeenheden.
Regeringspolitiek Colijn: handhaven Gouden Standaard
Min- President Colijn hield vast aan de Gouden Standaard, zodat Nederlandse producten voor het buitenland een erg duur werden.
Colijn probeerde de gevolgen op te vangen door reparatiewetgeving wat alleen maar tot hogere prijzen leidde om uiteindelijk toch de gouden standaard als laatste te verlaten(in 1936 werd gulden 20% minder waard).
Ook in Nederland gingen stemmen op om de rol van de overheid te vergroten.
Vergelijking groei en inflatie in Duitsland en Nederland 1922-1939
Economische crisis leidt tot politieke onrust en opkomst NSB onder leiding van Mussert
NSB wilde afschaffing democratie
De oprichter en 'Algemeen Leider' van de NSB, Anton Mussert wilde 'de verrotte democratie' langs parlementaire weg afschaffen, bij meerderheid van stemmen.
Mussert bleef de enige in Nederland die met een fascistische partij succes boekte. De NSB drong door tot de Tweede Kamer. Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten in 1935 haalde de NSB haar hoogste aantal stemmen: 7,94 procent van het totaal.
Daarna kalfde de aanhang van de partij snel weer af. Bij de Statenverkiezingen van 1939 was het percentage NSB-stemmers ten opzichte van 1935 gehalveerd.
Toenemende dreiging Nazi-Duitsland
Maatregelen tegen Duitsland in Versailles
1) Rijnland gedemilitariseerd;
2)Eupen en Malmedy aan België;
3) Saargebied (tijdelijk) aan Frankrijk;
4 Elzas-Lotharingen aan Frankrijk;
5) Opper Silezië aan Polen;
6) Posen en West-Pruisen grotendeels aan Polen;
7) Danzig als vrijstaat onder de Volkenbond;
8) Memelland aan Litouwen;
9) Noord-Sleeswijk aan Denemarken.
Geo-politieke situatie op 1 september 1939
Augustus 1939 pact tussen Fascisme en Communisme waarbij Polen werd verdeeld.
Het was de Duitse inval in Polen op 1 september 1939, die de Fransen en Engelsen de oorlog aan Duitsland deed verklaren. De verovering van Polen bleek voor de Duitse strijdkrachten geen enkel probleem omdat Hitler en Stalin hadden besloten Polen samen op te delen. Polen werd dus van twee kanten tegelijk aangevallen.
Tweede Wereldoorlog in Noord- en West-Europa
In april 1940 waren Denemarken en Noorwegen aan de beurt. Denemarken werd op één dag overweldigd en bezet en Noorwegen wist met hulp van Britse, Franse en Poolse troepen tot 24 april 1940 stand te houden.
In mei 1940 barstte het Duitse offensief in West Europa los. In de vroege morgen van de 10e mei 1940 viel Nazi-Duitsland Frankrijk via Nederland, België en Luxemburg aan, teneinde zo de onneembaar geachte Franse Maginot - linie langs de Frans-Duitse grens te omtrekken. Zes weken later was Frankrijk militair op de knieën gedwongen en maakte Duitsland zich op voor een aanval op Engeland.
Dit is het einde van deel 6 van de geschiedenis van Nederland.
Zie verder:
Deel 5 geschiedenis van Nederland van 1840-1890
Deel 4 De geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840
Deel 3 De geschiedenis van Nederland 1648-1795
Deel 2 De geschiedenis van Nederland van 1576 tot 1648
Deel 1 De geschiedenis van Nederland. Van de late Middeleeuwen tot 1576