Deel 7 geschiedenis van Nederland 1940-1946

In de serie geschiedenis van Nederland zijn we toegekomen aan deel 7 Nederland van 1940 tot 1946. Voor Nederland zou de Tweede Wereldoorlog het einde betekenen van een periode van neutraliteit en de uitkomst van de Tweede Wereldoorlog liet geen keuze voor neutraliteit meer open. De bezetting van ons land zou, hoewel het in begin leek dat alles mee zou vallen, diepe sporen nalaten. Ook Nederland ontkwam niet aan de vervolging van de Joden. Meer dan 100.000 Nederlandse Joden zouden in vernietigingskampen fabrieksmatig worden omgebracht. Daarnaast kwamen, doordat de gehele bevrijding van Nederland door het mislukken van de slag om Arnhem, op zich liet wachten, bijna 30.000 inwoners om van de honger. Voor een politieke doorbraakgedachte na het einde van de oorlog bleek de tijd nog niet rijp.
Duitse inval in Nederland 10 mei 1940
Nederlandse leger niet opgewassen tegen de ‘Blitzkrieg’; een snelle gemechaniseerde oorlog.
Rede Wilhelmina voor de radio een vlammend protest tegen aantasting neutraliteit Nederland.
De kroonprinses Juliana, Prins Bernard en de prinsesjes werden naar Engeland gestuurd.
Op aandringen generaal Winkelman en ministers stemde Wilhelmina in met vertrek naar Engeland.
Ook het kabinet vertrok naar Engeland.
Op 15 mei 1940 capitulatie na bombardement Rotterdam en dreiging andere steden te bombarderen.
Duits bestuur van Nederland o.l.v. Seyss-Inquart
Aanvankelijk traden de Duitsers gematigd op en reageerden de Nederlanders afwachtend en welwillend
Nederland kreeg een burgerlijk en geen militair bestuur, zoals in België. Omdat de invloed van de radicale SS op het burgerlijk bestuur groter was en de gematigde Wehrmacht minder in de melk te brokkelen had, was de bezetting hier zwaarder.
Nederland werd niet ingelijfd bij Duitsland, het bleef bestaan, maar het werd dienstbaar gemaakt aan Duitsland en de Duitse oorlogvoering.
Mei 1940-februari 1941 De periode van de 'grootmoedige behandeling'
a) De `grootmoedige behandeling´
Gedisciplineerd, kalm en correct gedroegen de nieuwe bezetters zich tegenover het Nederlandse volk. De huiszoekingen en arrestaties waar men bang voor was bleven uit. De Duitsers lieten zelfs de krijgsgevangenen weer vrij en zij hadden geen bijzondere belangstelling voor de NSB-ers.
Seyss-Inquart. Hij beloofde dat de Duitsers de Nederlandse wetten zouden respecteren en dat de Nederlandse ambtenaren hun werk konden blijven doen.
Doel: Het Nederlandse volk, dat een `Germaans broedervolk´ was, moest gewonnen worden voor het nationaal -socialisme, zodat het later kon opgaan in het Groot-Duitse Rijk. Dat, en niet anders, was het uiteindelijke doel van de `grootmoedige behandeling´ van het Nederlandse volk.
b) Het bestuur
Het nieuwe Duitse bestuur was een ‘Aufsichtsverwaltung’. Dat wil zeggen, dat de Duitse top richtlijnen gaf en dat de uitvoering daarvan werd overgelaten aan de Nederlandse bestuursinstellingen.
De top van het Nederlandse bestuur werd gevormd door de secretarissen-generaal (de hoogste ambtenaren) van de verschillende departementen. Daaronder kwamen dan o.a. de Commissarissen van de Provincie en de burgemeesters. De ambtenaren mochten dus in functie blijven, maar na verloop van tijd werden verschillenden van hen wel vervangen door NSB-ers.
c) De eerste reactie op de bezetting
Het distributiestelsel, dat al voor de bezetting was ingevoerd, werd snel uitgebreid. Alle Nederlanders hadden een distributiekaart.
Ook werd er een avondklok (´spertijd´) ingevoerd, dat wil zeggen dat men ´s nachts niet op straat mocht komen.
De aanleiding van de eerste reactie was werd de verjaardag van prins Bernhard op 29 juni 1940. Op verschillende plaatsen werd gevlagd en droeg men een witte anjer (zoals de prins dat altijd deed) of oranje strikjes.
d) De Nederlandse Unie
Duidelijk was dat er voor de vooroorlogse partijen geen toekomst bestond. Zij pasten niet in de ´Nieuwe Orde´, het nieuwe systeem dat de Duitse nationaalsocialisten nastreefden.
Wel stonden de Duitsers welwillend tegenover plannen om één grote nationale partij op te richten. Zij hoopten deze partij zo te beïnvloeden, dat het grootste deel van het Nederlandse volk gewonnen zou worden voor het nationaalsocialisme. Op 24 juni 1940 presenteerde zich de Nederlandse Unie, opgericht door De Quay, Linthorst Homan en Einthoven. De Unie was onmiddellijk een groot succes. Binnen korte tijd meldden zich tussen de 600.000 en 900.000 leden.
e) Het begin van de gelijkschakeling
De voornaamste maatregelen, tot februari 1941 genomen, waren:
1) controle op radio-uitzendingen en op de pers, door het geven van richtlijnen;
2) censuur op leerboeken, waaruit alles moest verdwijnen wat de bezetter niet aangenaam was, evenals het verwijderen van alle anti-Duitse en anti-nationaalsocialistische boeken uit scholen en bibliotheken;
3) de oprichting van de Winterhulp Nederland, die het alleenrecht kreeg om gelden in te zamelen voor liefdadige doeleinden;
4) de schorsing van Staten-Generaal en Raad van State;
5) het onder toezicht stellen van socialistische organisaties, zoals de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV).
f) Het begin van de vervolging van het joodse volksdeel.
In oktober 1940 moesten alle ambtenaren een Ariërverklaring invullen en ondertekenen. Daarin moesten zij opgeven of zij wel of niet van joodse afkomst waren.
Daarnaast moesten de joden die een bedrijf hadden dit melden.
Zij eisten dat de joodse studenten verwijderd werden uit het hoger onderwijs.
In januari 1941 werd bepaald dat alle joden zich moesten laten registreren. Achteraf gezien was dit de meest fatale maatregel, omdat de Duitsers toen precies wisten wie joden waren en waar zij woonden.
1941-1943 Met de neus op de feiten. Van de Februaristaking 1941 tot en met de April-Mei staking 1943
Vanaf eind 1940 moedigden de Duitsers van achter de schermen de Weerbaarheidsafdeling (WA) van de NSB aan om in Amsterdam op gewelddadige wijze tegen de joden op te gaan treden. De WA vormde de politieke stoottroepen van de NSB en was bedoeld om de straat te veroveren.
Bij een van die vechtpartijen, op 11 februari, werd de WA-man Koot zo zwaar gewond, dat hij kort daarna overleed. Direct daarop zette de Duitse politie de Oude Jodenbuurt af en eisten de Duitse autoriteiten de inlevering van wapens (maar die had men al in mei 1940 moeten inleveren) en de instelling van een Joodse Raad, die verantwoordelijk zou zijn tegenover de Duitse autoriteiten.
a) Februaristaking
Op 22 en 23 februari werden 425 mannelijke joden tussen 20 en 35 jaar bij een razzia opgepakt en overgebracht naar de concentratiekampen Buchenwald en Mauthausen. Pogroms, dat wil zeggen plotselinge aanvallen op joden, waren wel voorgekomen in Oost-Europa, maar waren in Nederland volkomen onbekend.
De ondergrondse Communistische Partij Nederland (CPN) riep op tot een algemene staking (Februaristaking).
De bezetters reageerden gewelddadig.
b) De voltooiing van de gelijkschakeling in de loop van 1941 en 1942.
1) In plaats van de radio-omroepen kwam de Rijks-radio-omroep.
2) De journalisten die hun beroep wilden blijven uitoefenen, moesten lid worden van het door NSB-ers geleide Persgilde. Honderden dag- en weekbladen werden (wegens `papierschaarste´) opgeheven.
3) Al degenen die een beroep op cultureel gebied hadden, moesten lid worden van een gilde dat bij hun beroep paste. Musici bijvoorbeeld moesten lid zijn van het Muziekgilde. Al deze gilden waren weer een onderdeel van de Kultuurkamer. Wie weigerde, mocht zijn beroep niet meer uitoefenen.
4) Op het gebied van de volksgezondheidszorg nam de Nederlandse Volksdienst (NVD) het werk over van de liefdadigheidsverenigingen, zoals de kruisverenigingen. De artsen werden automatisch lid van de Artsenkamer.
5) De gemeenteraden en provinciale staten werden opgeheven.
6) De democratische partijen werden ontbonden.
7) De vakorganisaties werden opgeheven en opgenomen in het Nederlandse Arbeidsfront (NAF) o.l.v. de NSB-er Woudenberg. Veruit het grootste deel van de leden verliet de vakverenigingen en weigerde om lid van het NAF te worden.
8) Alle boeren werden automatisch lid van de Nederlandse Landstand, maar veel boeren weigerden de contributie te betalen.
9) Tot de gelijkschakelingsmaatregelen kunnen we ook rekenen de oprichting van de Nederlandse Arbeidsdienst(NAD) en de invoering van de arbeidsdienstplicht van zes maanden voor bepaalde groepen jongeren (o.a. jongens die wilden gaan studeren, of wilden gaan werken bij het bijzonder onderwijs of bij de overheid).
c) De vervolging en deportatie van het joodse volksdeel
De Duitse maatregelen hadden tot doel:
1) de isolering van het joodse volksdeel: geen toegang tot bioscopen, zwembaden, niet-joodse scholen, niet-joodse verenigingen, enz.;
2) het herkenbaar maken van de joden door het aanbrengen van een `J´ in het persoonsbewijs (een legitimatiebewijs, dat in 1941 ingevoerd was voor alle Nederlanders vanaf 15 jaar) en door de verplichting (vanaf april 1942) om de gele Jodenster te dragen;
3) de concentratie van de in het westelijk deel van Nederland wonende joden in Amsterdam;
4) de beroving van de joden van hun bezittingen, zoals geld, goud, zilver, maar ook bedrijven en grond;
5) de deportatie (wegvoering) van de joden naar Duitse vernietigingskampen in Polen, zoals Auschwitz, Sobibor en Treblinka.
Eind juni 1942 waren alle maatregelen getroffen om met de deportatie te beginnen.
In totaal werden 107.000 joden gedeporteerd. Naar schatting 20.000 joden slaagden er in om onder te duiken. Daarvan werden er later nog 3.000 tot 4. 000 gegrepen. Na de oorlog keerden 5.000 joden terug.
d) De weg naar de April-mei staking van 1943
Veel mensen namen een afwachtende houding aan, of probeerden er niet aan te denken dat er een bezetting was, of leefden in de optimistische verwachting dat door een soort wonder de geallieerden op korte termijn zouden overwinnen.
Zo ontstond in de winter van 1941 op 1942 steeds meer het gevoel dat men voor langere tijd te maken had met een bezetter die zijn zin doordreef en die daarbij voor niets terugdeinsde. Daarop wezen:
de gelijkschakelings- en anti-Joodse maatregelen;
de eerste terechtstellingen op grote schaal van ondergrondse werkers;
het gijzelen van duizend vooraanstaande Nederlanders (o.a. in St.Michielsgestel) en het terechtstellen van vijf gijzelaars als represaille (wraakneming) voor sabotage, gepleegd door het verzet;
het weer in krijgsgevangenschap voeren van beroepsofficieren;
de inrichting van concentratiekampen, o.a. Vught en Amersfoort.
e) De April-Mei staking
Op 29 april 1943 kwam het bevel aan alle vroegere militairen om zich weer te melden en om in krijgsgevangenschap te gaan. De reactie was een spontane werkstaking die begon in Hengelo en zich van daaruit verspreidde over grote delen van Nederland (April-mei staking).
Rauter reageerde met de afkondiging van het politiestrandrecht, dat wil zeggen dat politieofficieren ter plaatse stakers konden veroordelen en eventueel terechtstellen.
Maar uiteindelijk moest men zwichten voor het Duitse geweld. Wat overbleef was bij sommigen een gevoel van moedeloosheid, bij anderen haat. De bereidheid om in ondergrondse organisaties verzet te gaan plegen of de bereidheid om deze organisaties te helpen, werd groter.
4) De houding van het Nederlandse volk
In grote lijnen kun je een onderscheid maken tussen collaboratie en verzet.
Verzet betekende dat men de bezetter tegenwerkte bij:
• de gelijkschakeling;
• de inschakeling van Nederlandse bedrijven en mensen in de Duitse oorlogseconomie (denk bijvoorbeeld aan de arbeidsinzet);
• de deportatie en vernietiging van joden en zigeuners;
• verhinderen dat steun gegeven werd aan groepen die vervolgd werden en dat steun gegeven werd aan vijanden van Duitsland.
Collaboratie: bereidwillig de bezetter steunden.
Enkele voorbeelden:
de ambtenaren die zonder kritiek de Duitsers van dienst waren;
de ondernemers die om winst te maken graag Duitse orders accepteerden en er zelfs om vroegen, zoals bijvoorbeeld een aantal bunkerbouwers die, zonder dat zij daartoe gedwongen waren, Duitse verdedigingswerken aanlegden;
degenen die vrijwillig dienstnamen in Duitse legeronderdelen, zoals het Vrijwilligerslegioen Nederland, dat opgericht werd na de Duitse inval in de Sovjet-Unie (juni 1941);
degenen die vrijwillig lid werden van speciale politiekorpsen, zoals de Vrijwillige Hulppolitie, die de Duitsers behulpzaam was bij het opsporen van ondergedoken joden.
Van Terreur tot bevrijding mei 1943 - mei 1945
Vanaf de zomer van 1943 werd het steeds duidelijker dat Nazi-Duitsland in de verdediging gedrongen was. In snel tempo werkte de bezetter aan de versterking van de kust en 200 000 mensen werden gedwongen om de kuststrook te verlaten en elders een onderdak te zoeken.
In steeds grotere aantallen werden de mannen gedwongen om in Duitsland te gaan werken
Naarmate de oorlog voortduurde gingen de Duitsers steeds meer over op een systeem van zuiver roof. Ten slotte werden hele bedrijven ontmanteld en de machines afgevoerd.
Nederland verarmde. Er kwam een tekort aan allerlei artikelen, zoals kleding, schoenen, rookwaar, zeep enz.
Er was er een groot tekort aan vlees, eieren en zuivelproducten.
De zwarte handel, een verborgen handel, kwam op. Het leven werd niet alleen armer, het werd ook ongemakkelijker.
Juni 1944 opening Tweede Front in Normandië.
In augustus en september 1944 werden minstens 450 illegale werkers in het concentratiekamp Vught geëxecuteerd.
De geallieerde legers rukten in snel tempo op in de richting van de Nederlandse grens. Duitsers (en NSB-ers) vluchtten in paniek in oostelijke richting: `Dolle Dinsdag´, 5 september 1944.
Op 5 september ontstonden de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) onder bevel van prins Bernhard. De BS was de samenwerking van alle paramilitaire (als een leger georganiseerde) verzetsorganisaties.
Op 17 september kwam het front weer goed in beweging. Engelse en Amerikaanse parachutisten en luchtlandingstroepen, landden op verschillende plaatsen tussen Eindhoven en Arnhem en probeerden zich daar van de bruggen meester te maken. Operatie Market Garden mislukt.
De Hongerwinter
In het nog door de Duitsers bezette gebied en vooral in West-Nederland begon een periode van ongekende ellende en terreur.
Als reactie op de Spoorwegstaking zetten de Duitsers alle aanvoer van voedsel vanuit Noordoost-Nederland naar het dichtbevolkte West-Nederland stop.
Het sterftecijfer steeg onrustbarend en veel mensen leden aan hongeroedeem.
Bij de honger en de kou kwamen nog de Duitse razzia´s op mannen die tewerkgesteld werden in Duitsland of in Nederland zelf bij het aanleggen van Duitse verdedigingswerken.
Vergeleken met 1939 daalde de levensverwachting in 1944 van 68,6 tot 63,6 jaar voor vrouwen en van 66,9 tot 59 jaar voor mannen. In 1945 daalde dat verder tot 61 jaar voor vrouwen en 50,6 jaar voor mannen.
4 mei 1945 Capitulatie Duitsland
Seyss-Inquart nam contact op met de illegaliteit om te praten over de mogelijkheid van een wapenstilstand met de geallieerden. Als tegenprestatie was hij bereid om de strijd tegen het verzet te stoppen, om verder geen gebieden, onder water te zetten en om voedsel toe te laten. Op 29 april begonnen de voedsel droppings.
Op 4 mei capituleerden de Duitse troepen in Noordwest-Duitsland, Denemarken en Nederland.
Seyss-Inquart nam contact op met de illegaliteit om te praten over de mogelijkheid van een wapenstilstand met de geallieerden. Als tegenprestatie was hij bereid om de strijd tegen het verzet te stoppen, om verder geen gebieden, onder water te zetten en om voedsel toe te laten.
Op 29 april begonnen de voedsel droppings.
Op 4 mei capituleerden de Duitse troepen in Noordwest-Duitsland, Denemarken en Nederland.
Opnieuw aanpakken: mei 1945- mei 1946
a) Een verwoest en verarmd Nederland
De oorlogsschade was enorm
Complete installaties van Shell, Philips, Unilever en Aku zijn weggesleept.
De veestapel werd in de oorlogsjaren gedecimeerd.
In eerste instantie moest Nederland weer leefbaar gemaakt worden. De verbindingen moesten hersteld worden. Spoorwegen moesten weer gaan rijden, bruggen en wegen moesten hersteld worden. Havens moesten weer geschikt gemaakt worden om schepen te laden en te lossen. Geïnundeerde gebieden moesten weer drooggelegd worden. De energievoorziening (gas, elektriciteit) moest weer op gang komen.
De voedselvoorziening moest weer op gang gebracht worden. Dat alles kon alleen onder leiding van de regering en in samenwerking tussen regering, werkgevers en werknemers. Met dat doel werd de Stichting van de Arbeid opgericht waarin werkgevers en werknemers zich bezighielden met vragen van sociale politiek, met loonkwesties en arbeidsvoorwaarden. Zij gaf weer adviezen aan de regering.
Stakingen waren uit den boze omdat het herstel er door vertraagd werd. De arbeiders moesten genoegen nemen met lage lonen, om de productiekosten zoveel mogelijk te drukken en om de overheid en de werkgevers de gelegenheid te geven meer geld te kunnen steken in de wederopbouw.
Nodig was een geldzuivering en geldsanering. Eind september 1945 werd door de minister van financiën Lieftinck, alle geld dat op rekeningen stond geblokkeerd (de eigenaren konden dat geld dus niet meer van hun rekening halen). Het papieren geld moest ingeleverd worden. Iedere Nederlander kreeg voor één week een nieuw biljet van tien gulden (het `tientje van Lieftinck´).
b) Vernieuwing en herstel
Het woord herstel werd in die dagen ook gebruikt in een andere betekenis, nl. het herstel van de oude politieke partijen.
Al direct na de bevrijding werd het kabinet Gerbrandy opgevolgd door het kabinet Schermerhorn-Drees. Dit was ook een koninklijk kabinet. Het is opmerkelijk dat er geen haast gemaakt werd met het bijeenroepen van het vooroorlogse parlement en met het uitschrijven van verkiezingen voor een nieuwe Tweede Kamer.
Het duurde nog tot november 1945 voordat Wilhelmina de zitting van het Noodparlement opende. Dit parlement bestond uit de leden van het vooroorlogse parlement aangevuld met leden die benoemd waren door een speciale benoemingscommissie. Dit laatste was nodig omdat een aantal leden de oorlog niet overleefd hadden of omdat zij tijdens de oorlog `fout´ waren geweest.
Dat er niet zo´n haast gemaakt werd met het uitschrijven van nieuwe verkiezingen hing samen met nieuwe opvattingen die tijdens de bezetting waren ontstaan in de kring van gijzelaars in St.-Michielsgestel. Volgens de aanhangers van die nieuwe opvattingen moesten de oude vooroorlogse partijen niet meer terugkeren. De tijd was aangebroken voor een grote nationale volkspartij (doorbraakgedachte).
Direct na de bevrijding ontstond de Nederlandse Volks Beweging (NVB)in het leven geroepen door een aantal intellectuelen w.o. Schermerhorn.
De NVB vond dat de tijd van de antithese, dat wil zeggen van de tegenstelling tussen confessionele en niet-confessionele partijen, voorbij was.
Gestreefd moest worden naar een brede volkspartij gebaseerd op christelijke én humanistische idealen. De NVB maakte propaganda voor het personalistisch socialisme.
De personalisten gingen er van uit dat de menselijke waardigheid het hoogste goed is in het leven. Maar de mens kon zich alleen ontplooien wanneer hij werkte in dienst van de gemeenschap. Het begrip socialisme slaat dan op het feit dat die gemeenschap een rechtvaardige gemeenschap moest zijn. Hierin was geen plaats voor uitbuiting en voor klassenstrijd. Overheid, werkgevers en werknemers moesten samenwerken. De overheid moest leiding geven aan de economie en moest zorgen voor sociale gerechtigheid door sociale wetten.
Alleen de Sociaaldemocratische Arbeiders Partij (SDAP) en twee kleine partijen waren bereid om met de vernieuwers te praten over een grote volkspartij en zo ontstond in 1946 de Partij van de Arbeid (PvdA), die de doorbraakgedachte overnam. Maar in de ogen van de andere partijen was de PvdA niet meer dan de oude SDAP in een nieuw jasje gestoken.
De RKSP ging op in de KVP.
De doorbraakgedachte mislukte en het oude zuilensysteem van voor de Tweede Wereldoorlog keerde weer terug
Mei 1946 Eerste verkiezingen na de Tweede Wereldoorlog
Toen bleek dat de nieuwe doorbraakpartij twee zetels minder behaalde dan de SDAP en de twee partijen die daarin waren opgegaan, samen hadden behaald in 1937.
De KVP bleef de grootste partij.
Grote winst behaalde de CPN. Zij ging van 3 naar 10 zetels en werd daardoor de vierde grootste partij.
Vorming parlementair kabinet Beel 1 van 3 juli 1946 tot 7 augustus 1948
Dit is het einde van deel 7 van de geschiedenis van Nederland.
Zie ook:
Deel 6 geschiedenis van Nederland 1890-1940
Deel 5 geschiedenis van Nederland van 1840-1890
Deel 4 De geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840
Deel 3 De geschiedenis van Nederland 1648-1795
Deel 2 De geschiedenis van Nederland van 1576 tot 1648
Deel 1 De geschiedenis van Nederland. Van de late Middeleeuwen tot 1576