We hebben 376 gasten online

Een geschiedenis van Zweden Deel 1

Gepost in Noord-Europa

Zweden is zeker drie keer bedekt geweest met landijs. Rond 12.000 v. Chr. trok het ijs zich terug en nomadische rendierjagers trokken het gebied binnen. Vanaf 4000 v. Chr. werd er landbouw ontwikkeld in het zuiden van Zweden. De eerste schriftelijke overleveringen over Scandinavië dateren uit de overgang naar de ijzertijd omstreeks 500 v. Chr. Het was Tacitus die in 'Germania' schreef over de  'sviones' als een machtig volk, met sterke mannen, wapens en vloten.

Tijdens de groei van het Romeinse Rijk werden de banden met de rest van Europa aangehaald. Veel vondsten laten zien dat er met de Germaanse stammen ten noorden van de Rijn werd gehandeld.

Het waren de Germanen,die vanuit het zuiden meer dan tweeduizend jaar geleden. zich voornamelijk vestigden aan de oostkust van Zweden, de zuidwestkust van Finland (Finland was zodoende een onderdeel van Zweden) en op de eilanden Öland, Gotland en Äland.  

 Eeuwenlang woonden in het huidige Zweden verschillende Germaanse stammen; de Svear  uit Svearland en de Gauten uit Götaland waren de belangrijkste. In het noorden leefden de Saami (Lappen) een teruggetrokken bestaan.

 Over de vroegste geschiedenis van de Germaanse volkeren weet men weinig meer dan dat ze omstreeks de 6e eeuw v Chr. in Sandinavië en rond de Oostzee leefden.

Pre-Roman Iron Age 600 v. Chr.

Zweedse eenwording

Map Nordic Settelements 0-600 na Christus

Vanaf de 8e eeuw vonden er vanuit Scandinavië allerlei tochten plaats door de Vikingen, die de kusten van Europa afstroopten op zoek naar buit. Maar ook dreven zij veel handel; vanuit Zweden trokken kooplieden naar de rivieren van Oost-Europa en vestigden daar handelsposten tot aan de Zwarte Zee. Zo stichtten zij daar het Kievse Rijk.

Koninkrijk Zweden 970-1397

 In 970 werd Erik de Overwinnaar de eerste koning van Zweden door de twee grote stammen onder zijn gezag te verenigen en Zweden zou zelfstandig blijven tot 1397,  toen het toetrad tot de Unie van Kalmar.

In de 11e eeuw bekeerde Oalf Schutterskoning zich tot het christendom. Daarna ging de macht over op het geslacht Stenkil. Nadat de Stenkildynastie rond 1120 ten einde was gekomen, vochten de huizen van Västergotland (Erik) en Östergötland (Sverker) om de macht. Beide families stierven uit in de eerste helft van de 13e eeuw, toen de macht van de riksjarl (graaf) op zijn hoogtepunt was. In 1248, onder koning Erilk Eriksson, werd Birger Magnusson (Jarl Birger) riksjarl, en daarmee had hij de meeste macht in Zweden.

 Map Kingdom of Swear 

Zweden 1250-1397

In 1250 kreeg een nieuwe dynastie bezit van de Zweedse troon. Zweden kreeg nauwere betrekkingen met Continentaal Europa, een groot deel vergemakkelijkt door de privilegs van de Hanze. Duitse handelaren werden uitgenodigd zich te vestigen in de kuststeden zoals  Stockholm of Kalmar; de Tyska Kyrkan (Duitse kerk) is de oudste van Stockholm. Koninklijke stenen kastelen werden gebouwd in vele strategische plaatsen, een uitdrukking van de koninklijke macht, een macht die werd versterkt in de provincies van het vasteland van Zweden, waar het verschil tussen Goetar en Svear betekenis verloren, en Finland werd gekonaliseerd. De kerk was een andere pijler van koninklijke macht; en met de bouw van de kathedraal van Uppsala werd in 1270 begonnen. 


Het statuut van ALSNÖ van 1279 regelde dat edelen werden vrijgesteld van belastingen, in feite dus de invoering van het feodalisme in Zweden. 

De Zweedse samenleving kwam onder een sterke invloed te staan van de (lagere) Duitse beschaving en van de kerk; Dit wordt weerspiegeld in de vele leenwoorden die de Zweedse taal overnam van het Duits en het Latijn. De grammatica en de structuur van de Zweedse taal werd hervormd, grotendeels te danken aan de invloed van lagere Duits. 

In 1319 stierf het Noorse koninklijk huis Ynlinge uit en werd de Zweedse koning ook koning van Noorwegen.


In 1350, schafte koning Magnus Eriksson (tot 1355 ook koning van Noorwegen) de provinciale wetten en de diverse stedelijke wetten af en verving deze door een uniforme plattelands en stadsrechten, waardoor de Zweedse staat  haar greep op de wetgeving versterkte. In 1363 werd Magnus afgezet, door het verzet van edelen, die Hertog Albrecht van Meckelenburg als nieuwe koning van Zweden aanstelden, hetgeen de eerste buitenlander op de troon van het land betekende. In 1346 stichtte Birgitta (in 1391 heilig verklaard tot St. Brigitta) het Vadstena klooster; zij drong er bij de paus om terug te keren naar Rome, en riep de de koningen van Engeland en Frankrijk op om de 100-jaar-oorlog te beëindigen. Zijzelf verhuisde naar Rome, waar ze de rest van haar leven doorbracht. De orde  van St. Brigitta (soms gespeld St. Bridget) bestaat nog steeds; haar dochter St. Catherine volgde haar op, als abdis van Vadstena. 
Een groep van ontevreden edelmannen nodigden in 1389 de koningin van Denemarken-Noorwegen  Margarethe  uit  en Albrecht werd afgezet. Albrecht, leidde een leger met de bedoeling om zijn zijn tegenstanders te verslaan, werd echter gevangengenomen, maar later weer vrijgelaten. In 1397 werd Erik van Pommeren, Margarethe's  aangenomen zoon, gekozen tot koning van Denemarken, Zweden en Noorwegen (de Unie van Kalmar). 
In de 13e eeuw werd Zweden een belangrijke leverancier van ijzer en koper voor de Europese markt; de geschiedenis van de  Stora Kopparberget kopermijn gaat terug tot 1288. Duitse mijnwerkers uit de Harz regio emigreerden naar Zweden, om waardevolle knowhow daar aan de man te brengen.  

De Kalmar Unie 1397-1448


A.) Zweden in haar relatie met de Unie koningen

Koningin Margaretha adoptief zoon Bogislav, die de Zweedse naam Erik had aangenomen, en in de geschiedenis sinds 1397 bekend onder de naam Erik van Pommeren  heeft alleen  tot 1412 geregeerd. Een grote politieke succes was de overname van Gotland ,van de Duitse orde in 1409, door het betalen van de laatste onkosten aan de Duitse Orde voor de expeditie tegen de piraten die Visby controleerden in 1398. 
In haar latere jaren, kreeg Margarethe probelemen met de Zweedse kerk, omdat ze het recht negeerde van de Zweedse kathedraal, tot het te kiezen van hun eigen bisschoppen, haar eigen kandidaten voordroeg en ze benoemde.  Haar opvolger koning Erik zette deze praktijk voort. Bovendien schond Erik de regel dat alleen Zweden in aanmerking kwamen voor het  bezetten van administratieve posities; Als voormalige Duitser, benoemd Erik veel Duitsers, maar ook de Denen en zelfs een Italiaan naar dergelijke posities. Erik, zette het beleid voort van vermindering van de macht van de de edelen voort (de kroon  vervreemde land, dat in handen was gekomen van de edelen. Dit beleid werd  zowel tegengewerkt door de clerus als door de adel. Koning Erik had geen kinderen; zich niet houdend aan de afspraken, die in  de Unie van Kalmar waren gemaakt, beloofde hij erfopvolging aan zijn nicht Bogislav IV (een andere Bogislav) van Pommeren. 

Wanneer Erik poging mislukt, om Sleeswijk(1423-1424) handelssancties op te leggen en Luebeck, de Scandinavische koninkrijken met handelssancties trof, werd een en ander nog erger. In 1434 brak een opstand uit in Dalarna, geleid door Engelbrekt Engelbrektsson. De rebellen versloegen de lokale troepen die loyaal aan Erik waren en de opstand verspreidde zich snel; de eerste Zweedse Riksdag (Zweeds Parlement) kwam in 1435 bijeen. In de onderhandelingen met Erik, werd gezocht naar een goed compromis; Toch hadden de Zweden nu eigen instellingen. In 1439 verklaarde zowel Denemarken als Zweden dat Erik was afgezet; Hij had zijn intrek genomen op kasteel Visborg, die op zijn bevel was gebouwd op het zuidelijke einde van de stadsmuur van Visby, Gotland; hier, verbleef Erik  tot  begin 1449, nog steeds de titel claimend van koning van Denemarken en Zweden. Engelbrekt Engelbrektsson werd  slachtoffer van een moordenaar en Karl Knutsson werd  benoemd tot maarschalk en regent van Zweden door de Riksrad (de Raad van het rijk). In 1441 koos de  Riksrad Christoph Wittelsbach (Beieren, al koning van Denemarken) tot koning. Toen hij stierf, werd hij in Denemarken opgevolgd door Christian I. van Oldenburg, in Zeden en Noorwegen door Karl Knutsson. 

B.) de opkomst van nationale instellingen

De Unie koning Erik was tijdens zijn regerring  woonachtig in Kopenhagen. Hij werd als een buitenlander gezien; hij overtrad  vele Zweedse tradities en wetten. Toen Engelbrekt Engelbrektsson een opstand tegen hem leidde, kozen veel  Zweden de zijde van Engelbrekt en velen waren bereid de opstand te steunen  In 1435 werd een algemene vergadering van vertegenwoordigers van het hele land gehouden in Arboga, Zweden's eerste Riksdag (Parlement). De leiders van de opstand werden gekozen/benoemd in functies die de Zweedse natie vertegenwoordigden. Ze vormden nu de Riksrad in plaats van de buitenlanders die Erik eerder had benoemd. 
Toekomstige Unie koningen zouden niet dezelfde fout maken zoals  Erik, die geen rekening had gehouden met de de belangrijkste adelijke families; het Zweedse Parlement, gedomineerd door Zweden's meest productieve adellijke families, zou het belangrijkste politieke lichaam van de Zweedse nationale identiteit worden. 


C.) de economie

Erik beleid, het verwerven van Gotland en het verwerven van Schleswig, had zoveel kosten veroorzaakt, dat zelfs de drie koninkrijken samen, nauwelijks in staat waren de kosten daarvan op te brengen. De economische blokkade van Lübeck, die Erik uitgelokte, veroorzaakte veel lijden in Zweden, want Zweden was als  natie steeds meer afhankelijk geworden van de import, vooral van zout. 
Daar droeg nog toe bij: het beleid van vermindering van de adel, waardoor hun inkomsten verder terugliepen, en door de benoeming van vreemdelingen op administratieve posities in Zweden.  

Zweden en de Kalmar Unie, 1448-1523

A.) De Status van Zweden binnen de Unie van Kalmar en de Zweeds-Deense relaties

Binnen de Unie van Kalmar en Zweeds-Deens betrekkingen sinds 1397 was Zweden  één van de drie koninkrijken die de Unie van KALMAR vomde, de andere twee zijn  Denemarken en Noorwegen. Unie koning Erik van Pommeren werd lid van de adel van Zweden in 1439, en in hetzelfde jaar ook lid van de adel van Denemarken. Erik was verhuisd naar het eiland Gotland, waar hij, beweerde nog steeds t koning te zijn van Denemarken en Zweden, tot 1449.

De Deense Raad had Christoph Wittelsbach (Beieren) tot koning gekozen in 1440; Zweden volgde in 1441. Christoph stierf in 1448, en de Deense Raad koos als opvolger Christian I. van Oldenburg.  De Zweedse Riksrad koos Karl Knutsson, leider van de opstand onder Engelbrekt Engelbrektsson in 1434 en regent van Zweden 1438-1441, tot koning van Zweden; de Noorse Raad koos eveneens Karl Knutsson. Terwijl de Deense koning Christian verklaarde dat de Unie van Kalmar niet werd ontbonden, en daarmee had hij dus een vordering op de kronen van zowel Noorwegen en Zweden, en het eiland Gotland, geclaimed door zowel  Zweden als Denemarken het het was dan ook meteen een steen des aanstoots. Zweden lanceerde een invasie en kreeg de controle over het eiland met uitzondering van het fort van Visborg, waar Erik XIII standhield. Erik verkocht het fort en zijn claim op de kroon aan Christian, en 's nachts slopen Deense soldaten het Fort in; de Zweden werden geëvacueerd van het eiland en Gotland was weer onder Deense controle. 

Christian I. slaagde er in 1450 in, dat de Noorse Raad afzag van Karl Knutsson als hun koning en in plaats daarvan, koning Christian te kiezen. In 1451-1452 waren Denemarken en Zweden in oorlog met elkaar. Karl Knutsson werd in 1457 geconfronteerd, met een samenzwering onder leiding van aartsbisschop Joens Bengtsson; Karl Knutsson vluchtte naar Danzig, terwijl de Zweedse Raad Christian koos

Christian I. schond de prerogatieven waarmee hij had ingestemd in 1457 en de oppositie tegen zijn heerschappij groeide. In 1463 werd aartsbisschop Bengtsson gearresteerd; in 1464 nam gewapend verzet de macht over, en koning Karl Knutsson keerde terug, maar werd weer verdrongen in 1465 door de bisschoppen Joens Bengtsson en Kettil Karlsson; in 1467 koning Karl Knutsson keerde hij opnieuw terug; Hij stierf in 1470. 

Sten Sture de oudere functioneerde in 1470 als stadhouder van het rijk. Een invasie leger gezonden door koning Christian I. of Denmark, werd verslagen in de slag bij Brunkeberg in 1471. In 1476 erkend Zweden Christian I. als koning van Zweden, onder bepaalde voorwaarden. Christian stierf in 1481, in Denemarken en werd opgevolgd door zijn zoon Hans, die de Zweedse troonopvolging opeiste. In 1483 kwamen afgevaardigden van de raden van Denemarken, Zweden en Noorwegen bijeen en stelden de Halmstad Reces op, waarin de hogere adel van elk land een  gegarandeerd dominante invloed werd gegarandeerd in de administratie van elk land. In 1484 aanvaard Zweden de zomerreces van Halmstad; Toch werd de verkiezing van Hans herhaaldelijk uitgesteld. In 1493 vormden Denemarken en Rusland een alliantie gericht tegen Zweden; een Russische invasie van Zweedse Finland werd afgeslagen (1495). In 1497 ondertekende Zweden een vredesverdrag met Rusland. In hetzelfde jaar onsloeg de Zweedse Raad Sten Sture en werd Hans gekozen als koning van Zweden. In 1501 leiden Sten Sture een opstand; de Raad zette koning Hans af (1501); plaatsen gehouden door troepen loyaal aan koning Hans werden ingenomen. Bij zulk een gelegenheid werd Hans vrouw Christina gevangen genomen door de Zweden (1502). 

Sten Sture stierf in 1503, en werd opgevolgd door Svante Nilsson. In 1505 veroordeelde de raden van Denemarken en Noorwegen de Zweedse opstand; de Keizer gaf de Hanzesteden opdracht om dehandel met Zweden af te breken. Er werd over vrede onderhandeld in 1509, maar het kwam er niet van.

Svante Nilsson stierf in 1512, en werd na een kort intermezzo opgevolgd door Sten Sture de Jongere. Onderhandelingen hadden als doel de verkiezing van Christiaan II. (al koning van Denemarken) tot Koning van Zweden maar hadden geen resultaat; in 1515 verklaarde de Zweedse delegatie onomwonden dat het onmogelijk voor hen was om een buitenlander tot koning te kiezen.

Ondertussen was er een pro-unionist partij in Zweden, onder leiding van aartsbisschop Gustav Trolle van Uppsala; in 1517 werd hij gevangen gezet. De Sture-partij werd door de Paus geëxcommuniceerd. Sten Sture de jongere stierf in 1520; Unionistische krachten namen Stockholm in. De edelen die Sten Sture had gesteund werden beschuldigd van ketterij, en in een proces voorgezeten door aartsbisschop Gustav Trolle, ter dood veroordeeld, en uitgevoerd (het Stockholm Bloedbad 1520). Het leek alsof dat de unionistische zijde een beslissende overwinning had behaald. Een lid van de Sture partij, Gustaaf Wasa, vluchtte naar Noorwegen, zette alles nog eens op een rij keerde terug, ging fondsen werven en als rebel pleegde hij overvallenin  Stora Kopparberget, en ging vervolgens over tot het bevrijden van Stockholm (1523) en alle Zweden - Zweedse onafhankelijkheid werd uitgeroepen. De Zweedse Riksrad (Raad van de realm), voor het grootste deel van de periode bezorgd, aanvaarde het standpunt dat Zweden een deel was van de Unie van Kalmar; maar het zag geen noodzaak om haast te maken met de verkiezing van een koning. maar een een dergelijke verkiezing werd zelfs vertraagd door de manier van onderhandelen. Zo  ontstonden er verschillende sooten Zweedse buitenlands beleid alleen wanneer de koning van Denemarken besloot  de  Zweden als een vijand te behandelen ontstond een duidelijk beleid.

B.) binnenlands beleid,

De binnenlandse en buitenlandse politiek waren zo sterk met elkaar verweven, dat voor een beschrijving van de gebeurtenissen verwezen wordt naar het vorige hoofdstuk. 
De Zweedse Riksrad (Raad van de realm) was naar voren gekomen als politieke motor van de natie. Het benoemen of ontslaan van de politieke leiders van het land; de afgevaardigden onderhandelden over verdragen.  De adel, met inbegrip van de toonaangevende geestelijken (die ook  van adellijke afkomst waren) domineerden het nationaal beleid. 
Terwijl de Zweedse adel vaak samen werkte, wanneer Zweden bedreigd werd door een  Deense invasie (unionistische), was vaak de Zweedse adel verdeeld in twee facties, die elkaar bestreden en die de die toekomst van het land zou bepalen. 
Ondanks de schijnbaar chaotische wendingen en bochten van de Zweedse geschiedenis, in de later 15e en vroege 16e eeuw versterkte de Sture familie, in haar streven naar macht resp. Zweedse onafhankelijkheid, de achtergrond voor het ontstaan van de Zweedse nationale identiteit. 

C.) de economie

De Zweeds  economie werd gedomineerd door landbouw; de bevolking van Zweden (zonder Finland) wordt geschat op 500.000 ca. 1400 en 750.000 tijdens de bloeitijd. De Zweedse steden waren van te verwaarlozen omvang, de grootste, Stockholm,had minder dan 10.000 inwoners. De belangrijkste economische sector naast landbouw was Mijnbouw.

D.) intellectuele leven

In 1477 werd in Uppsala een  universiteit opgericht, de oudste universiteit in Scandinavië. De Kroniken van Sture, opgenomen in de  Zweedse geschiedenis,  vanuit een perspectief ter ondersteuning van de rebellen.

Zie verder deel 2: Deel 2 Een geschiedenis van Zweden