We hebben 193 gasten online

Richtlijnen voor het maken van een verslag

Gepost in Studiehoek geschiedenis

Richtlijnen voor het maken van een werkstuk

Je hebt waarschijnlijk al vaker een werkstuk gemaakt voor een aantal vakken. Meestal kies je een onderwerp, gaat daarover informatie verzamelen, analyseert de informatie  en noteert die informatie in een verslag. Wat je over jouw onderwerp vertelt, de inhoud, is vaak persoonlijk. Maar de manier waarop je verslag doet van jouw onderzoek, is gebonden aan een aantal regels en richtlijnen. In dit artikel geven we aan uit welke onderdelen een goed verslag bestaat en aan welke eisen die onderdelen moeten voldoen.

Onderdelen

Een goed verslag bestaat uit de volgende onderdelen.

1.       Titelpagina

2.       Voorwoord

3.       Inhoudsopgave: opsomming van onderdelen met bladzijde vermelding

4.       Inleiding: inleiden van het onderwerp, onderzoeksvragen, indeling van je onderzoek,  (verantwoording), welke bronnen heb je gebruikt

5.       Betoog: informatie verdeeld in hoofdstukken

6.       Conclusie: beantwoording van je onderzoeksvragen

7.       Bibliografie ofwel literatuurlijst

Het spreekt voor zich dat je deze onderdelen netjes bundelt in een mapje en dat het geheel er verzorgd uitziet met correct gebruik van de Nederlandse taal.

We nemen nu  elk onderdeel onder de loupe.

1.     Titelpagina

Elk verslag begint met een titelpagina. Daarop staat natuurlijk de titel van jouw verslag. Een titel verwijst naar de inhoud van het verslag.

Titel

We geven een voorbeeld. Je gaat iets vertellen over de Nederlandse vrouwen tijdens de middeleeuwen. Een titel kan dan zijn:

Ø  Nederlandse vrouwen in de middeleeuwen

Het is nu voor iedereen duidelijk waar het verslag over gaat. Denk ook maar eens aan krantenkoppen. Ook zij geven kort weer waarover het artikel handelt.

Maar deze titel is wel een beetje saai te noemen. Lezers moeten door de titel nieuwsgierig gemaakt worden naar de inhoud van het verslag. Dus de titel over de Nederlandse vrouwen tijdens de middeleeuwen kan ook zijn:

Ø  Jonkvrouwen of Boerenmeiden

Ondertitel

Bij een titel kun je dan een ondertitel geven:

Ø  Jonkvrouwen of Boerenmeiden. Een onderzoek naar de rol van de Nederlandse vrouw in de middeleeuwse samenleving

Kort gezegd: een titel moet interessant, pakkend en attractief zijn.

 

Afbeelding, naam en datum

Behalve een titel kan een titelpagina een afbeelding bevatten die betrekking heeft op het onderwerp. Dit maakt de titelpagina alleen maar mooier. Als laatste moet er op vermeld worden wie het verslag gemaakt heeft en de datum. Als datum voldoet vaak de maand en het jaartal.

2.     Voorwoord

In het voorwoord worden vaak mensen bedankt die de schrijver geholpen hebben. Dit kan iemand zijn die een interview gegeven heeft of een familielid die je tijdens het onderzoek gesteund heeft. Een voorwoord kan ook bestaan uit een gedicht of een kort bericht van de schrijver. Een voorwoord mag, maar is niet verplicht!

3.     Inhoudsopgave

Elk goed verslag heeft ook een opgave van de inhoud. Een simpele opsomming van de inhoud is voldoende met daarbij de vermelding van de bladzijde(n).Een inhoudsopgave biedt de lezer de mogelijkheid om snel iets te zoeken in het verslag. Deze opsomming moet wel volledig zijn, dus hoofdstukvermelding mét titel. De titelpagina en de inhoudsopgave worden niet genoemd.

4.     Inleiding

De inleiding is het eerste, echt belangrijke onderdeel van het verslag. De inleiding is opgedeeld in een aantal onderdelen.

Inleiden van het onderwerp

Allereerst moet je het onderwerp inleiden zonder dat je ingaat op de inhoud daarvan, want die komt in het volgende onderdeel aan bod. Als we als voorbeeld nog even de Nederlandse vrouwen tijdens de middeleeuwen nemen, dan kun je dit onderwerp als volgt inleiden.

 

‘De laatste jaren is er veel belangstelling voor de middeleeuwen als periode in de geschiedenis. Deze periode werd lang gezien als een onbelangrijke periode, waarin weinig gebeurde. Recente studies laten juist zien dat er toch belangrijke ontwikkelingen te zien zijn, die zich in de Nieuwe Tijd voortgezet hebben. In de middeleeuwen waren het vooral de mannen die de samenleving domineerden. Zij waren de bestuurders, de ridders die invloed hadden op de maatschappij. De rol van de vrouwen is nog maar weinig belicht.'

 

Zo kun je het onderwerp inleiden zonder dat je iets over het onderzoek bloot geeft.

Onderzoeksvragen

Het tweede onderdeel betreft de onderzoeksvragen: wat ga jij onderzoeken? Dit betekent dat je een aantal vragen moet opstellen die je in het volgende onderdeel, het betoog, beantwoordt.

 

Een onderzoek bevat een hoofdvraag en deelvragen. De hoofdvraag kan uiteenvallen in een aantal deelvragen die samen de hoofdvraag beantwoorden. We nemen weer als voorbeeld onze middeleeuwse vrouwen. De hoofdvraag kan zijn:

Ø  Wat was de rol van de vrouwen tijdens de middeleeuwen?

 

Dit is een erg algemene vraag, omdat het hier over alle vrouwen gaat. Het is dus handig om de groep vrouwen op te splitsen in bijvoorbeeld vrouwen uit de tweede stand en vrouwen uit de derde stand, want die verschilden erg van elkaar. Deelvragen kunnen zijn:

Ø  Welke rol hadden de vrouwen uit de derde stand?

Ø  Welke rol hadden vrouwen uit de tweede stand?

Ø  Welke rol vervulden de vrouwen uit de eerste stand?

Deze drie deelvragen leveren uiteindelijk een totaalbeeld op over de vrouwen uit de middeleeuwen.

Opbouw van het onderzoek

In het derde onderdeel zet je uiteen hoe je het onderzoek hebt opgebouwd.

Bronnen

In het vierde en laatste onderdeel vertel je iets over het bronnenmateriaal.

·         Waar heb je de informatie vandaan gehaald, uit boeken of van internetsites?

·         Zijn de bronnen betrouwbaar?

·         Zit er informatie bij waarbij je rekening moet houden met speciale omstandigheden?

Bijvoorbeeld: bronnen uit de middeleeuwen zijn natuurlijk vooral door mannen op schrift gesteld. Dit heeft zeker invloed op hoe zij de rol van de vrouwen zien. Denk aan standplaatsgebondenheid!

 

Het is handig het schrijven van de inleiding voor het laatst te bewaren: je hebt dan immers alles over het onderzoek op schrift gesteld.

5.     Het betoog

In het betoog ga je de gevonden informatie over jouw onderwerp bespreken. Hier gaat het over de inhoud. Een betoog is altijd opgebouwd uit hoofdstukken en/of paragrafen al naargelang de hoeveelheid informatie. Elk hoofdstuk heeft een titel die de inhoud weergeeft. Hierbij kun je minder pakkende titels gebruiken al mag het natuurlijk wel. De titel mag nooit een onderzoeksvraag zijn. Wel moet de inhoud van de hoofdstukken antwoorden geven op de hoofd- en deelvragen.

6.     Conclusie

In de conclusie vat je kort het betoog samen en geef je daarmee antwoorden op de deelvragen en uiteindelijk op de hoofdvraag. Iemand die geen tijd heeft om het betoog te lezen moet aan de inleiding en de conclusie genoeg hebben om de grote lijnen van jouw onderzoek te begrijpen. Hierin staan immers de onderzoeksvragen en de antwoorden! Een conclusie mag dus ook géén nieuwe informatie bevatten.

7.     Bibliografie ofwel literatuurlijst

Aan het eind van elk verslag komt een opsomming van de gebruikte bronnen zoals boeken, (kranten)artikelen, blogs en internetsites. Op deze lijst komen alleen de bronnen die echt gelezen en gebruikt zijn voor het werkstuk. Bronnen die alleen gebruikt zijn om iets na te zoeken zoals atlassen, handboeken en encyclopedieën plaats je niet op de lijst.

 

 

Het noteren van bronnen dient op een speciale manier te gebeuren. Bronnen moet je op alfabetische volgorde vermelden, inclusief ISBN nummer en uitgeverij en jaar van uitgifte en druk. Een handig hulpmiddel voor het opstellen van een goede bronnenlijst is de apa-generator van Scribbr, zie www.scribbr.nl.