We hebben 178 gasten online

Lucia de Berk deel 15a

Gepost in Lucia de Berk

 

Persberichten 3 november 2007 t/m 14 januari 2008

 

'Lucia is onschuldig, denk ik'

Rechtszaak tegen Lucia de B. inspireert scriptschrijver tot toneelstuk

Lucas van der Storm in Volkskrant 14 januari 2008

Schrijver Van Hechten vindt, het verhaal van Lucia de B. uitstekend geschikt als drama.

AMSTERDAM Net nu de rechtszaak tegen-Lucia de B. weer volop in het nieuws is, brengt theatergroep Toetssteen haar omstreden Veroordeling op het podium tot leven. Hans van Hechten (61) schreef Lucy Een Monsterproces, over de van meervoudige moord op patiënten verdachte verpleegster. De schrijver baseerde zijn stuk deels op praktijkkennis als psycholoog in een tbs-kliniek.

Hoe heeft u die ervaring In de tbs­wereld in het stuk verwerkt? '

Toen ik in de Jaren zeventig psycholoog was, merkte ik hoe moeilijk

het is om objectief naar een tbs-veroordeelde te blijven kijken. Onbewust ontwikkel je een zwak voor sommige cliënten. In de tbs en rechtbankwereld is het cruciaal de feiten onder ogen te blijven zien en je bewust te zijn van je eigen subjectiviteit. Dat breng ik tot uitdrukking via mijn hoofdpersoon. Dat is niet Lucia, maar een jonge psycholoog die haar onderzoekt. In het eerste deel vormt hij zich een beeld van deze vrouw. Hij twijfelt sterk aan haar schuld, maar krijgt tegengas van een psychiater van de oude stempel. Volgens haar gaat de echte Lucia achter een masker schuil. Het tweede gedeelte omvat een gefingeerde rechtszitting.'

Hoe kwam u op het idee om juist deze zaak te belichten?

'Jaren heb ik met het idee rondgelopen om een stuk te schrijven over Dokter 0., die als enige in Nederland veroordeeld is tot twee keer levenslang.

Ik heb O. nog gekend, omdat hij in de tbs een van mijn cliënten was. Hij had gifmoorden gepleegd op zijn vrouw en op een celgenoot. Het is een raar en fascinerend verhaal, maar ik kreeg het op een of andere manier niet uit mijn pen. Geen idee waarom, misschien heb ik te dicht op die zaak gezeten. Toen de veroordeling van Lucia uitgebreid in het nieuws kwam, bloeide langzaam het idee op om daar een stuk over te schrijven. Door de twijfels over haar schuld leent het verhaal zich uitstekend voor drama.'

Heeft u gekozen voor een waar­heidsgetrouw beeld van het proces of geeft u een eigen invulling aan de feiten?

.

'Dat was een voortdurend gevecht bij het schrijven. Ik wilde Lucia neerzetten zoals zij is, maar het moest theatraal wel interessant blijven. Soms moest ik wel concessies doen. Ze heeft meerdere relaties in haar leven gehad, maar ik heb me in de tekst beperkt tot één

man. Anders zou het te ingewikkeld worden.'

Op welke manier heeft u zich een beeld van De B. gevormd?

'Ik heb uitgebreide research gedaan naar de zaak en de persoon. Niet lang nadat ik besloten had om dit stuk te schrijven, kwam het boek Lucia de B. - reconstructie van een gerechtelijke dwaling van Ton Derksen uit. Dat was verrekte handig, ik hoefde niet zelf alle rapporten uit te pluizen.'

Hoe kijkt u na die zoektocht zelf aan tegen de schuldvraag?

'Ik vind dat Lucia niet met overtuigend bewijs veroordeeld is. Ik denk dat zij onschuldig is, al weet ik dat niet zeker. Ik ben er van overtuigd

dat er vraagtekens te plaatsen zijn bij de bewijsvoering. Dat probeer ik via het stuk uit te dragen: zowel bij het gerechtshof als bij haar collega's ontwaar ik een tunnelvisie. Ze zijn overtuigd van haar schuld en zien in alles een bevestiging van hun standpunt. Ik vind dat mensen vaak te onvoorzichtig zijn in hun oordeel over anderen. het stuk draait in beginsel niet om haar zaak, maar om de vrag 'wat is nu echt waar?'. Ik hoop dat die onzekerheid toeschouwers even in verwarring brengt'.

Lucia de B. blijft hopen op vrijlating

DEN HAAG - De Haagse ex-verpleegkundige Lucia de B. blijft vinden dat ze tijdelijk moet worden vrijgelaten. Ze is daarom in beroep gegaan tegen het besluit van staatssecretaris Nebahat Albayrak van Justitie om de straf niet te onderbreken.

De B. zit een levenslange gevangenisstraf uit voor de moord op zeven ziekenhuispatiënten. Ze heeft de afwijzing van haar verzoek inmiddels voorgelegd aan de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, zo meldde Albayrak maandag in een brief aan de Tweede Kamer. Het is nog niet bekend wanneer de zaak wordt behandeld.
De B. verzocht haar straf te onderbreken nadat de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken het Openbaar Ministerie (OM) eind oktober had geadviseerd haar zaak opnieuw voor te leggen aan de Hoge Raad. Ook de medische toestand van de vrouw werd als argument aangevoerd om haar tijdelijk vrij te laten. De B. raakte in 2006 na een herseninfarct deels verlamd.
Albayrak wees haar verzoek echter af op basis van een advies van het OM en na medisch onderzoek.

(ANP) 14 januari 2008

 

Licht voor Lucia-tocht: indrukwekkend en stijlvol

6-1-2008 Metta de Noo

Wijze rechters, wijze rechters,

slaapt gij nog, slaapt gij nog

alle klokken luiden, alle klokken luiden

Bim, Bam, Bom, Bim, Bam, Bom!

Op 5 januari 2008 liepen 120 mensen mee in de lichtjestocht voor Lucia. Anders dan men gevreesd of voorspeld had werd het geen zielige halve man en een paardekop. Al om 18 uur was er ondanks de slechte weersvoorspellingen een grote groep mensen met alle soorten lichtjes aanwezig. Tegenover de zijde van de gevangenis waar Lucia’s cel zit werd de tent opgeslagen. Al snel is er “contact” met Lucia. Zij reageert met geknipper van haar schemerlamp op de lichtsignalen Voor velen toch een emotioneel moment om te zien dat daar in dat kille gebouw aan de andere kant van het water de vrouw zit voor wie ze zijn gekomen. Een flikkerend schemerlampje.

De media waren ruim vertegenwoordigd. En het zal misschien later niet meer gezegd (mogen) worden, maar ook journalisten leken een beetje onder de indruk te zijn van het spel van licht en duister. De stilte aan de Vecht, het grote gebouw achter de hekken, al die mensen met lichtjes die zwaaiden en zongen. En aan de andere kant van het water de lampjes van Lucia’en haar medegevangenen, die met hún lichtjes en geroep dichtbij en toch ver weg waren. .

Toch bleven de vragen van journalisten vaak beperkt tot de volgende dooddoeners:

·         ”waarom gelooft u in de onschuld van Lucia?”

·         “waarom doen jullie dit.?”

Wij gelóven niet in onschuld, nee wij wéten dat Lucia geen moord heeft gepleegd

Geloven kan en mag niet als het om recht gaat.Dat is nu juist hetgene waartegen we in het proces van Lucia het meest bezwaar aantekenen. Men geloofde dat Lucia een leugenachtige psychopathische vrouw was en dat er wel heel vaak iets groezeligs rond haar gebeurde. Men geloofde dat door verhalen van verpleegkundigen, van dokters, van de politie-psycholoog en van iedereen die het maar verder wilde vertellen.Wij weten op basis van objectief onderzoek dat Lucia geen moorden gepleegd kan hebben, omdat er geen moorden zijn en omdat de verhalen en karaktertypering onwaar zijn. En daarin worden we door het uitvoerige onderzoek van de commissie Grimbergen ook geheel bevestigd.

Reden van onze actie: Lucia én iedereen laten zien dat wij over het haar aangedane onrecht niet kunnen en zullen zwijgen

Wanneer men de kennis heeft dat er in een rechtzaak onjuist gehandeld is, heeft men als burger, als wetenschapper, toch de morele plicht dit niet zo maar terzijde te leggen. In het verkeer mag je toch ook niet doorrijden bij een ongeluk? Aan betrokkenen zou eerder de vraag gesteld moeten worden: “waarom doen jullie niets?”

De popgroep Tangarine heeft bij de Licht voor Lucia-avond zijn song“judging Lucia” laten horen.Jonge mensen, die al anderhalf jaar met dit lied hun steun betuigen. Zo waren er veel, “belangrijke” of minder belangrijke Nederlanders, die Lucia een hart onder de riem wilden steken. Die Lucia met hun lichtje, hoe sentimenteel dat ook mag lijken, hebben laten zien dat ze aan haar denken. En die,zoals sommigen aangedaan vertelden,: daar in Nieuwersluis nog meer beseften hoe vreselijk het in gevangschap moet zijn. En dan onschuldig.

In optocht met al die lichtjes werd het presentie-schrift met persoonlijke opmerkingen naar de brievenbus bij de poort van de gevangenis gebracht. Het BIM BAM BOM van de canon “wijze rechters, wijze rechters, slaapt gij nog, alle klokken luiden” klonk als het roffelen op de poort van het gevang, op het geweten van het rechtssysteem.

Lucia de B. slachtoffer van hysterie

Door Metta de Noo in Volkskrant Forum zaterdag 5 januari 2008

Metta de Noo denkt dat de zaak Lucia de B. is ontstaan uit collectieve hysterie: er liep een moordenaar rond, en die moest gepakt worden

Voor de derde keer wordt onderzoek gedaan in de zaak Lucia de B. Deze keer is het de procureur-generaal van de Hoge Raad die zich erover buigt. Twee commissies, die van Buruma en die van Grimbergen, hebben dat al eerder uitvoerig gedaan. Daarbij heeft de laatste (de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken~ CEAS) na anderhalf jaar geconcludeerd dat er bij de rechtsgang sprake is geweest van zulke onvolkomenheden dat de zaak herzien moet worden. De PG heeft dat advies helaas niet overgenomen.

De zaak Lucia de B. begon met het overlijden van de bijna zes maanden oude baby A., op 4 sep­tember 2001. Enkele dagen eerder werd Lucia in een functioneringsgesprek nog beschreven als een fij­ne collega die goed met kinderen en ouders omging, en bij crises adequaat handelde. Maar na dit overlijden is ze ineens leugenachtig en psychopathisch. Het rechtsysteem gaat in die waan mee.

Volgens het Hof zou Lucia baby A. hebben vermoord door een digoxine-injectie'. Voor die' verdenking waren geen getuigen en geen bewijs. Wel was er een verhoogde concentratie digoxine in bloed uit gaasjes gevonden. Gaasjes die een jaar na het overlijden van A. opeens een rol gingen spelen. Ze zijn bij de tweede sectie uit de (al leeg­gezogen buikholte van het kind gehaald, waardoor ze vooral lichaamsvocht bevatten. Gaasjes ­hét corpus delictum in deze zaak - waarvan de oorsprong altijd onduidelijk is gebleven.

De CEAS laat zien dat het digoxinebewijs aan alle kanten kreupel is. Ze citeert de uitspraak van Koren, een door de commissie geconsulteerde expert op digoxinegebied: 'Samenvattend ben ik van mening dat elke poging om de postmortale waarde als bewijs van vergiftiging te interpreteren (bij vergissing of opzettelijk) onjuist en, in alle eerlijkheid, vrij schokkend is. Het idee dat een beroeps­beoefenaar in de gezondheidszorg gevangen wordt gezet vanwege zo'n onjuiste interpretatie zou volstrekt onacceptabel zijn.'

Het digoxine-onderzoek is nooit wetenschappelijk geweest. Niet alleen waren herkomst en deugdelijkheid van het onderzoeksmateriaal zeer dubieus, ook twee van de drie toegepaste testmethodes waren ondeugdelijk. Toch zijn de uitslagen van die onzuivere methoden gebruikt. De derde methode werd - ook door de door de rechtbank geconsulteerde getuige-deskundige prof. De Wolff - als de enige standaard aangemerkt. Maar die werd volstrekt genegeerd.

Waarom heeft de CEAS niet ook op' deze onwetenschappelijke en vervalsende werkwijze gewezen? Drie dagen na de veroordeling door het Hof kwam bij het Nederlands Forensisch Instituut een rapport uit Straatsburg binnen dat korte metten maakt met het digoxine-bewijs, de belangrijkste pijler van de bewijsvoering. Een rapport dat pas twee jaar later boven tafel kwam.

A. had een te kleine herseninhoud, ernstige darmproblemen, longproblemen en een hartafwijking waaraan ze is geopereerd. Ze had veel last van schuimende (niet­infectieuze ) diarree, een dichtgeklapte long, een vergrote rechter­kamerspier, vocht in de longen en hersenen. Allemaal dingen die ook een jurist onheilspellend in de oren moeten klinken. Toch hechtte men tijdens het proces meer waarde aan de uitspraak dat 'de hartoperatie goed geslaagd was' en 'het kind naar huis zou gaan'.

Uit de sectie bleek later dat de baby nog steeds verschillende hartafwijkingen had. En ze zou ook naar huis gaan, als het weer beter met haar zou gaan. Mét zuurstoftoediening en sondevoeding.

Maar zover was het nog niet. Is het medische trots of juridische logica dat men niet heeft willen bedenken dat het kind aan de ernst van haar afwijkingen is gestorven?

In de zaak Lucia gaat het primair om angst. Om de angst met zijn allen - dokters, verpleegkundigen en juristen - te missen dat er één of misschien wel meer moorden zijn gepleegd. In het Juliana Kinderziekenhuis is destijds een soort collectieve hysterie ontstaan. De directeur trad snel naar buiten met zijn verdenkingen: er liep een moordenaar rond, en die moest gepakt worden.

Bij het onderzoek naar de sterfgevallen heeft het JKZ een coördinerende rol gehad. Dat is vreemd als je bedenkt dat het JKZ ook de aanklagende partij was. Het rapport van de CEAS vermeldt bovendien dat er vanuit het ziekenhuis nadrukkelijk werd gecoached. Deskundigen werden meer op persoonlijke dan op wetenschappelijke gronden gekozen. De CEAS gebruikt in dit verband het woord 'onderbuikgevoel'. Niet vermeld, maar wel gebeurd: de contacten tussen medici en juristen onderling zorgden voor wederzijdse beïnvloeding.

Er is nu opnieuw een onderzoek gaande in hetzelfde ziekenhuis waar men zich 'zonder oog voor alternatieve scenario's', zoals in het CEAS-rapport staat, heeft opgesteld. Als daarbij geen onafhankelijke medici betrokken zijn, is dat op zijn zachtst gezegd onbegrijpelijk. Of is men op zoek naar een nieuw spookverhaal?

Metta de Noo is arts én medeop­richter van het Comité Lucia de B. vanavond 5 jamuari 2008 wordt bij de gevangenis in Nieuwersluis een steunbetuiging gehouden voor Lucia de B..

publicatie petitie de zaak Lucia de B. moet zo spoedig mogelijk worden heropend in NRC Handelsblad 14 december 2007

Albayrak: geen reden tot vrijlating Lucia de B.

Volkskrant 14 december 2007 De Haagse verpleegkundige Lucia de B. blijft vastzitten. Staatssecretaris Albayrak van Justitie heeft dat donderdag laten weten aan de advocaat van de verpleegkundige. De B. zit een levenslange straf uit voor de moord op zeven ziekenhuispatiënten.

Deskundigen twijfelen echter aan haar schuld, omdat er volgens hen geen rechtstreeks bewijs tegen haar bestaat. Advocaat Stijn Franken van De B. had eind oktober gevraagd de straf van zijn cliënt te onderbreken, nadat de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken had geoordeeld dat er twijfel is over het bewijs in de sterkste zaak tegen de Haagse verpleegkundige, de vergiftiging van de zes maanden oude baby A. De commissie vindt dat de Hoge Raad opnieuw haar dossier moet bekijken.

Albayrak ziet op basis van een advies van het Openbaar Ministerie (OM) en medisch onderzoek geen reden om De B., die na een hersenbloeding deels verlamd is geraakt, tijdelijk vrij te laten. Het feit dat op verzoek van de procureur-generaal van de Hoge Raad nader onderzoek gaande is naar de oorzaak van het overlijden van de baby, is volgens het OM onvoldoende grond voor een strafonderbreking.

Advocaat Franken stelde eerder dat het rapport van de evaluatiecommissie aantoont dat er fouten van fundamentele aard zijn gemaakt. Hij wees er verder op dat de medische toestand van De B. zorgelijk is en dat dat ook reden moet zijn om haar tijdelijk vrij te laten. Franken is ‘buitengewoon teleurgesteld’, zei hij na de beslissing van Albayrak.

Een groep van 850 mensen, onder wie veel wetenschappers, vindt dat de strafzaak tegen Lucia de B. moet worden heropend. De groep, die bijeen is gebracht door schrijver en bioloog Maarten ‘t Hart en wiskundige Richard Gill, plaatst vrijdag een paginagrote advertentie in NRC Handelsblad. Daarin wordt de Hoge Raad opgeroepen de zaak tegen de Haagse verpleegkundige zo spoedig mogelijk te heropenen.

De petitie van de wetenschappers – de tweede in korte tijd – is ondertekend door onder anderen natuurkundige en Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft. Hij schrijft in een toelichting dat de bewijsvoering ‘ondeugdelijk’ is geweest. Ook veel buitenlandse wetenschappers hebben hun naam onder de oproep gezet.

Volgens ’t Hart en Gill, die al eerder kritiek leverden op het bewijs dat ten grondslag lag aan de veroordeling van De B., is verder onderzoek overbodig na het rapport van de evaluatiecommissie.

Ook OM fout in zaak-Lucia de B.

Ton Derksen in Volkskrant 24 november 2007

Niet alleen rechters, ook het Openbaar Ministerie heeft fouten gemaakt in de zaak-Lucia de B., schrijft Ton Derksen

Het Openbaar Ministerie " moet de waarheid achterhalen. Volgens Hans Pieters, lector strafrecht bij het Studiecentrum Rechtspleging, hoort het OM geen 'pure crimefighter' te zijn (Kennis, 10 november). Maar dat is het in de zaak-Lucia de B. wel geweest; op een schandelijke wijze.

De officiële taak van het OM is de waarheid te achterhalen. Wanneer die waarheid gezocht en gevonden is, moet ze worden gepresenteerd. In het Nederlandse rechtsystee mag de rechter verwachten dat het OM de voorgedragen zaak zo goed mogelijk en naar waarheid zal voorleggen. Want alleen dan kan de rechter een weloverwogen en verantwoord oordeel vellen.

Wat het OM dus in elk geval niet mag doen, maar wel gedaan heeft, is het volgende: onwaarheid spreken, informatie achterhouden, Hof en rechtbank misleiden, onbe­trouwbare methoden gebruiken, argumentatiefouten maken, denken volgens een tunnelvisie en vertrouwen op geloof in het eigen, heilige oog bij gebrek aan bewijs.

Zo houdt het OM het Hof voor dat iedere gehoorde arts en verpleegkundige heeft verklaard dat het met baby A. de laatste dagen van haar leven beter ging. Dit is onwaar: vijf artsen en drie verpleegkundigen spraken hun zorgen uit over het ziektebeeld van de baby.

Deskundige De Wolff verklaarde voor het Hof: 'Ik wil niet beweren dat dit altijd zo is, maar het is één van de karakteristieken van een digoxine-intoxicatie dat bij het intreden van de hartdood het hart gecontraheerd is.' Het OM heeft De Wolff niet verteld dat het hartje van baby A. niet gecontraheerd was.

Verder stelde het OM voor de Haagse rechtbank dat er sinds 1996 op de afdeling MCU-1 van het Juliana Kinderziekenhuis vijf sterfgevallen zijn geweest, en dat De B. (die pas in 1999 in dienst kwam) bij die vijf gevallen betrokken was. Maar vóór november 1999 had de afdeling een andere naam. En sinds 1996 waren er méér sterfgevallen: 13; zeven daarvan vonden plaats toen De B. er niet werkte.

Volgens het OM is voor het overlijden van mevrouw Z. 'geen medisch aanwijsbare oorzaak'. Ook al denken alle zes geraadpleegde medisch-deskundigen daar anders over.

Maar het OM vindt het belangrijker dat De B. op de dag van Z.'s overlijden in haar dagboek spreekt over een 'compulsie'.

Het OM concludeert verder dat een onverwachte, onverklaarbare dood hetzelfde is als een niet-natuurlijke dood. Alsof medici in staat zijn het exacte moment van iemands overlijden te voorspellen.

Wanneer De B. als eerste aan de bel trekt wanneer ze ongerust is over de medische toestand van een' patiënt, is dat 'een perfecte maskering van haar betrokkenheid'. Als ze door een reanimatie van slag is en niets doet, bewijst dat eveneens dat ze schuldig is. En als ze een te snellopend infuus zachter zet, zodat de patiënt niet overlijdt, is dat een vorm van superraffinement'.

Het OM ziet in het geval van meneer W. dat de zoon eerlijk is en geloofd moet worden, ook al is zijn ­ voor De B. belastende - oordeel in strijd met de verklaring van andere betrokkenen. Zijn verklaring komt 'volkomen authentiek' over en er is daarom 'geen enkele reden te bedenken waarom deze man op dit (of enig ander punt) niet de waarheid zou spreken'.

Het is dus niet alleen het Haagse, gerechtshof dat er een potje van heeft gemaakt. Het OM heeft zich ook niet onbetuigd gelaten

Ton Derksen is emeritus hoogleraar wetenschapsfilosofie en auteur van Lucia de B.; Reconstructie van een gerechtelijke dwaling

Verzoek om vrijlating Lucia de B. nog in onderzoek

Telegraaf 23 november 2007

DEN HAAG - Staatssecretaris Nebahat Albayrak (Justitie) heeft nog geen besluit genomen over het verzoek van de Haagse verpleegkundige Lucia de B. om haar straf te onderbreken. Daarvoor is nog nader onderzoek nodig, zei een woordvoerder van Albayrak vrijdag. De staatssecretaris zal „zo snel als mogelijk“ een besluit nemen.

De zegsman reageerde daarmee op een verklaring van de procureur-generaal bij de Hoge Raad, waaruit blijkt dat die voorlopig niet zal vragen om de meervoudige moordzaak te herzien. De B., die een levenslange straf uitzit voor de moord op zeven ziekenhuispatiënten, had Albayrak eind oktober om tijdelijke vrijlating gevraagd.

Persverklaring van de Procureur-generaal bij de Hoge Raad in de zaak Lucia de B

Den Haag, 23 november 2007 - Op 26 oktober 2007 heeft de Procureur-generaal bij de Hoge Raad een verzoek van het College van procureurs-generaal in de zaak Lucia de B. ontvangen. Het College verzocht om op basis van het rapport van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) integraal te beoordelen of in het rapport aanleiding kan worden gezien tot het indienen van een vordering tot herziening. Een Advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft zich over het verzoek gebogen en zijn conclusie is dat de bevindingen van het rapport van de CEAS op zichzelf onvoldoende grond bieden voor het indienen van een vordering tot herziening bij de Hoge Raad. Er zal nader onderzoek moeten worden verricht. Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek zal worden beslist of een vordering tot herziening zal worden ingediend.

Digoxinevergiftiging
In het rapport van de CEAS in de zaak van mevrouw De B. is geconstateerd dat tussen ten minste twee deskundigen verschil van inzicht bestaat of – wetenschappelijk gezien – kan worden vastgesteld dat een patiëntje, dat werd verpleegd op de afdeling van het ziekenhuis waar mevrouw De B. werkzaam was, aan een digoxinevergiftiging is overleden. Een verschil van inzicht van deskundigen kan onder bepaalde omstandigheden een reden zijn om een strafzaak te herzien en een nieuw onderzoek naar de feiten te gelasten.

Aanvankelijk waren de conclusies ten aanzien van de digoxinevergiftiging van het patiëntje eensluidend. Zowel het hof, de verdediging als het openbaar ministerie zijn er vanuit gegaan dat hiervan sprake is geweest. De CEAS heeft ten behoeve van haar onderzoek een deskundige geraadpleegd. De deskundige heeft aan de CEAS laten weten dat in zijn visie niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van digoxinevergiftiging. De deskundige heeft niet de beschikking gehad over alle stukken. Mogelijk zijn daardoor diverse aspecten niet aan de orde gekomen. De CEAS heeft in haar rapport bovendien nadrukkelijk gesteld dat zij geen oordeel uitspreekt over de vraag wat in wetenschappelijk opzicht nu het meest juiste standpunt is.

Derhalve dient er nader onderzoek te worden verricht dat is gericht op het verkrijgen van duidelijkheid over de vraag of er sprake was van digoxinevergiftiging. Dat is noodzakelijk voor de beantwoording van de vraag of in de zaak van mevrouw De B. een vordering tot herziening moet worden ingediend. Het onderzoek zal met de grootst mogelijke zorgvuldigheid en voortvarendheid ter hand worden genomen. Het zal onder meer bestaan uit een integrale, multidisciplinaire herbeoordeling – op basis van alle toxicologische, pathologische en klinische bevindingen uit het dossier – of ten tijde van het overlijden van het desbetreffende patiëntje sprake was van een toxische hoeveelheid digoxine in het bloed. Voorts zullen aan ten minste drie vooraanstaande (internationale) deskundigen op het terrein van de forensische toxicologie vragen worden voorgelegd omtrent de meetmethoden waarmee de digoxine is aangetoond, waarbij het gegeven dat de therapeutische toediening van digoxine circa vijftig dagen voor het overlijden is gestaakt, zal worden betrokken.

Sterftecijfers
Voorts heeft de CEAS in haar rapport aan het College van procureurs-generaal in overweging gegeven te bezien of er aanleiding is nader onderzoek te doen naar de sterftecijfers op de afdeling van het ziekenhuis, voordat mevrouw De B. daar werkzaam was. Op dit punt zal in elk geval een oriënterend onderzoek plaatsvinden. Het onderzoek naar de sterftecijfers kan slechts een beperkt karakter hebben vanwege de beperkingen die voortvloeien uit het medisch beroepsgeheim en de privacy van de betrokkenen. Het onderzoek zal zich daarom niet richten op de individuele sterfgevallen.

Uitvoering
De onderzoeken zullen zo spoedig mogelijk worden afgerond, maar vermoedelijk enkele maanden in beslag nemen. Bij de uitvoering van de onderzoeken zal het College van procureurs-generaal op verzoek van de Procureur-generaal bij de Hoge Raad bijstand verlenen. De onderzoeken vinden plaats onder de directe regie van de Advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Ten behoeve van het onderzoek zal het College van procureurs-generaal een officier van justitie aanwijzen. Deze officier van justitie kan ook opsporingsambtenaren inschakelen. De door de officier van justitie en de opsporingsambtenaren uit te voeren onderzoeken staan onder supervisie van de Advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Op het moment dat de onderzoeken zijn afgerond, zal worden beslist of een vordering tot herziening op basis daarvan aangewezen is. Van deze beslissing zal mededeling worden gedaan.


Den Haag, 23 november 2007
mr. J.W. Fokkens,
Procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden

Contactpersoon voor de pers:
mr. E.H. Schulten,
kabinet van de Procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
tel 070-3611267


Positie van de Procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
De Procureur-generaal bij de Hoge Raad maakt geen deel uit van het College van procureurs-generaal en het openbaar ministerie. De Procureur-generaal staat aan het hoofd van en geeft leiding aan het Parket bij de Hoge Raad. Het Parket bij de Hoge Raad bestaat uit de Procureur-generaal bij de Hoge Raad, de plaatsvervangend Procureur-generaal en Advocaten-generaal bij de Hoge Raad. De Procureur-generaal bij de Hoge Raad is voor het leven benoemd en onafhankelijk. Hetzelfde geldt voor de plaatsvervangend Procureur-generaal bij de Hoge Raad en de Advocaten-generaal bij de Hoge Raad


Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 23 november 2007

Naar boven

Deur voor Lucia de B. op een kier

LEO ROGGEVEEN in Algemeen Dagblad 23 november 2007

DEN HAAG - De kans dat de tot levenslang veroordeelde Haagse verpleegkundige Lucia de B.de kerst thuis doorbrengt, is nihil, maar de deur staat wel op een kiertje.

De Hoge Raad heeft vanmorgen bekendgemaakt dat haar strafzaak (nog) niet wordt heropend.

Maar de procureur-generaal bij de Hoge Raad vindt wel dat opnieuw onderzocht moet worden of het laatste slachtoffertje van de De B., die in 2004 is veroordeeld voor de moord op zeven Haagse ziekenhuispatiënten, is vergiftigd met het hartmedicijn digoxine. Minstens drie vooraanstaande internationale deskundigen zullen zich over de vergiftiging moeten buigen aldus de Hoge Raad. Pas daarna kan worden vastgesteld of heropening van het strafproces tot de mogelijkheden behoort.

De zaak-Lucia de B. werd vorige maand weer actueel toen de zogenoemde twijfelcommissie bij de Hoge Raad aandrong op heropening van de zevenvoudige moordzaak. Lucia de B. heeft altijd beweerd onschuldig te zijn.

De Hoge Raad geeft ook aan dat een ‘oriënterend onderzoek’ zal worden verricht naar de sterftecijfers op de afdeling van het ziekenhuis voordat De B. daar werkzaam was.

Nieuw onderzoek in zaak-Lucia de B.

ANP 23 november 2007

Er komt nieuw onderzoek in de zaak van de Haagse verpleegkundige Lucia de B.. Dat betekent dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad voorlopig niet zal vragen om de meervoudige moordzaak te herzien. De procureur-generaal adviseert de Hoge Raad.

Het bureau van de PG, het parket bij de Hoge Raad, vindt de uitkomsten van het onderzoek van de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken (CEAS) op zich niet genoeg voor herziening van de zaak.
Het nieuwe onderzoek in opdracht van de PG moet uitwijzen of inderdaad sprake was van een vergiftiging met het hartmedicijn digoxine bij een half jaar oude baby. De dood van deze baby bracht de zaak-Lucia de B. in september 2001 aan het rollen. Pas als duidelijk is of er sprake was van vergiftiging, kan de PG zeggen of hij een herzieningsverzoek indient bij de Hoge Raad.
Oriënterend onderzoek
In het nader onderzoek betrekt de adviseur van het hoogste rechtscollege ook de constatering van de CEAS dat op de betreffende afdeling van het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag meer kinderen stierven vóór de komst van De B. dan in de periode waarin zij daar werkte. Het gaat hierbij om oriënterend onderzoek, aldus de PG.
Naar verwachting nemen de onderzoeken enkele maanden in beslag. De PG wil dat minstens drie internationaal bekende toxicologen erbij worden betrokken. Een officier van justitie gaat het onderzoek leiden, onder supervisie van het parket bij de Hoge Raad. Deze officier kan ook opsporingsambtenaren inzetten.

Collega's in de zorg, Lucia de B. verdient steun

Mensen die in de zorg werken, moeten het massaal opnemen voor Lucia de B. én openlijk schuld bekennen, aldus Dirk en Hugo van der Wedden.

In Volkskrant 20 november 2007

Sinds de Commissie-Grimbergen het Openbaar Ministerie heeft geadviseerd herziening aan te vragen bij de Hoge Raad is het debat rond Lucia de B. weer in alle hevigheid losgebarsten. Maarten 't Hart - die de zaak in een eerder stadium al vergeleek met een heksenproces pleitte voor directe vrijlating. Zijn pleidooi werd als vanzelfsprekend gesteund door de arts Metta de Noo en haar broer Ton Derksen, hoogleraar wetenschapsfilosofie (Vervolg, 3 november). Daarnaast is er nu ook een groep hoogleraren statistiek opgestaan die het opneemt voor Lucia. Of ze daadwerkelijk vrij komt, laat staan op korte termijn, blijft echter de vraag.

President Verburg van het Haags gerechtshof heeft immers flinke kritiek geuit op het werk van de commissie. Tevens zou het rapport volgens experts geen 'novum' bevatten: een nieuw feit dat juridisch noodzakelijk is om het proces over te doen. Gezien het gebrek aan juridische status an sich, kan het rapport daarom in theorie worden genegeerd.

Vrijwel alle betrokkenen zijn inmiddels aan het woord geweest, maar van mensen uit de zorgsector zelf is vooralsnog weinig vernomen. Artsen, verpleegkundigen, maar ook vakbonden, ze houden zich opvallend stil. Terwijl er meer dan voldoende aanleiding is om verpleegkundige Lucia een hart onder de riem te steken.

Op de eerste plaats zou zelfreflectie een goede reden zijn. Nu de veroordeling op z'n zachtst gezegd dubieus is, komt het handelen van de collega's van Lucia in een nieuw daglicht. Het was immers een verpleegkundige die Lucia na de dood van baby Amber verdacht maakte bij de directeur. Tijdens het proces zelf zijn er door collega-verpleegkundigen en artsen flink wat belastende verklaringen afgelegd. Zo zou Lucia volgens hen niet alleen oncollegiaal zijn, maar ook drugs gebruiken en geld en morfine stelen.

Maar is er, gezien deze ernstige aantijgingen, in een eerder stadium ooit met Lucia gesproken over haar handelen? Bijvoorbeeld in een functioneringsgesprek? Is er ooit door een leidinggevende tegen haar gezegd: 'Het is, gezien het beeld dat is ontstaan bij je collega's wellicht niet verstandig nog met patiënten in kritieke toestand te werken? Wij hebben niet de in druk. WIJ denken dat er alleen over de verdachtmakingen werd gesproken toen Lucia er niet bij was.

Het is daarom treurig dat, nu enig bewijs lijkt te ontbreken, ongefundeerde roddels van haar eigen collega's nog meer dan voorheen het fundament vormen onder de veroordeling. De eigen verantwoordelijkheid in het ontstaan van deze rechterlijke dwaling zou dan ook voor de zorgsector aanleiding moeten zijn voor een openlijk mea culpa en om het massaal op te nemen voor Lucia. Wat dat laatste betreft geven de collega's van de aangeklaagde gezinsvoogd in de zaak-Savanna het goede voorbeeld.

Mocht dit alles onvoldoende reden zijn voor de sector enige solidariteit met Lucia te tonen, dan is de jurisprudentie die voortkomt uit het proces dat wellicht wel. Want wanneer de veroordeling van Lucia en daarmee deze jurisprudentie (waarbij een verdachte wordt veroordeeld omdat zij aanwezig was bij de plotselinge, medisch onverklaarbare dood van patiënten) standhoudt, dan hebben artsen en verpleegkundigen een groot probleem.

Het gebeurt namelijk geregeld dat patiënten, zeker wanneer ze ernstig ziek zijn, plotseling overlijden in aanwezigheid van een arts of verpleegkundige. Soms sterft iemand kort na een behandeling, of vlak na het toedienen van een medicijn. Autopsie biedt vervolgens geen enkele garantie. Een veel voorkomende fatale ritmestoornis is bijvoorbeeld onmogelijk achteraf vast te stellen.

Fadoua Bouali - verpleegkundige en columniste van deze krant­beschreef al eens (Bètoog, 31 maart) hoe ze door haar collega's voor de grap 'Engel des doods' werd genoemd, omdat ze tot twee keer toe aanwezig was geweest bij een plotseling overlijden. Wij hebben zelf ook collega's gehad die het iedere keer weer voor elkaar kregen dienst te doen op het moment dat iemand enigszins onverwacht stierf. Uiteraard werden daar met enige regelmaat grappen overgemaakt, ook door de Collega's zelf. Maar stel dat zij net zoals Lucia niet goed in de groep lagen, en toch al heimelijk verdacht werden van drugsgebruik en diefstal?

Een cumulatie van verdachtmakingen, zonder dat die ooit openlijk besproken wordt, maakt het reëel dat op dezelfde vage gronden een tweede Lucia veroordeeld wordt voor een seriemoord. Wederom een drama voor de collega in kwestie, voor de familie van de overledenen en voor de sector als geheel, die weer flink wat imagoschade op zal lopen.

Het gebrek aan openheid binnen de zorgsector, in combinatie met de ontstane jurisprudentie, is een potentieel explosief mengsel, zeker, maar het is niet alleen uit eigen belang dat wij schuld van onze collega niet bewezen achten.

Lucia, onze steun heb je.

Dirk van der wedden is arts en jurist en Hugo van der Wedden is verpleegkundige en studeert sociologie aan de UvA.

Voor Lucia de B. hoorde vrijspraak te volgen

Frank Kuitenbrouwer geeft een voortreffelijk overzicht van het juridisch gesteggel in de zaak-Lucia de B. maar komt niet tot de kern van de zaak (Opiniepagina, 13 november). Die kern ligt in het begrip 'vrijspraak'. Allerwegen wordt daar, ten onrechte, onder verstaan dat de rechter uitspreekt dat de verdachte het niet gedaan heeft, de zogenoemde 'zuivere vrijspraak'. Die kennen wij echter niet. Ons strafrecht benadert het precies andersom: het eist dat de rechter alleen veroordeelt indien

hij het ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen en zijn overtuiging (die niet puur subjectief mag zijn) bewezen acht. Zo niet, volgt vrijspraak.

De eis dat alleen een veroordeling kan volgen wanneer het ten laste gelegde op solide gronden bewezen moet kunnen worden geacht, leidt juist dwingend tot toepassing van het adagium 'in dubio pro reo'. Dáár zit de kern van de zaak. Bij Lucia de B. is vanaf het begin zelfs getwijfeld of er wel sprake was van moord, zijn de bewijsmiddelen onbetrouwbaar en wankel (het beruchte 'schakelbewijs') en spreken de deskundigen elkaar al gedurende de gehele rechtsgang krachtig tegen. Dat kan maar tot één conclusie leiden: het ten laste gelegde kan onmogelijk bewezen worden geacht. De rechter moet immers overtuigd kunnen zijn van de schuld, hetgeen bij zó veel gerede twijfel onmogelijk het geval had mogen zijn. Dus had vrijspraak behoren te volgen, en nu dus alsnog in herziening.

O.L.E.]ONGMANS Wateringen in Brieven NRC Handelsblad Maandag 19 november 2007

De prijs van rechtszekerheid

Frank Kuitenbrouwer in Lex & Libertas NRC Handelsblad 13 november 2007

Bij twijfel hoort vrijspraak. Wordt de veroordeling tot levenslang van Lucia de B. toch heropend? Nederland heeft het moeilijk met herziening van veroordelingen.

Moet het vonnis van Lucia de B. worden herzien nu de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken (CEAS) rapporteert dat er ernstige twijfels over de juistheid zijn? Formeel gaat de commissie daar niet over. Zij meldt slechts aan het Openbaar Ministerie dat de zaak in aanmerking komt voor een herzieningsverzoek. Als het OM besluit het verzoek door te geleiden is het aan de Hoge Raad te beslissen of de zaak wordt heropend. Het hoogste rechtscollege staat voor een lastig dilemma. Een weigering zal moeilijk te begrijpen zijn voor veel rechtsgenoten. Het openbreken van een rechterlijk eindoordeel is echter een bijzondere ingreep waarmee de Hoge Raad zuinig is ter wille van de rechtszekerheid. Voor herziening is een zogeheten novum vereist: nieuwe feiten, die, als ze bekend waren geweest tijdens het eigenlijke proces, de rechter tot een ander oordeel hadden kunnen brengen. Een verschil van mening tussen deskundigen, zoals in de zaak-Lucia de B., ligt lastig. Een nieuwe ontdekking van de wetenschap is één ding. Maar als het gaat om verscherping van een reeds bestaande wetenschappelijke controverse, wordt dat geacht in de berechting te zijn verdisconteerd. Als de zaak-Lucia de B. op deze grond tot herziening leidt, hebben advocaten nog een stel dossiers klaarliggen.

Rechtszekerheid heeft een prijs. Ons land heeft zoals dat heet een gesloten stelsel van beroepsmogelijkheden. Van de rechtbank is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof en cassatie bij de Hoge Raad, eventueel gevolgd door het Europees Hof voor de mensenrechten in Straatsburg. Maar dan is het ook afgelopen. Behoudens een (zeldzame) herziening. De strafrechtspleging neemt daar­mee welbewust op de koop toe dat er rechterlijke beslissingen bestaan - en als geldig worden erkend - die gewoon verkeerd zijn», zei de Tilburgse hoogleraar M.S. Groenhuijsen vorig jaar in Delikt en Delinkwent. »De voordelen van zekerheid en tijdigheid wegen zwaarder dan het nadeel van incidentele onjuistheid.»

De scheidende voorzitter van de Raad voor de rechtspraak A.H. van Deld zei daarover in zijn jaarrede voor de Nederlandse]uristenvereniging: »incidentele rechterlijke fouten, zo u wilt rechterlijke dwalingen, zijn in elk geval in statistische zin een normaal, onontkoombaar verschijnsel.» Hij noemde dit »het te verwachten gevolg van de imperfecte inrichting van onderzoeken, procedures en (beoordelings)processen binnen het strafrecht". Daar zit inderdaad de echte pijn. »Bij twijfel hoort vrijspraak", zei het PvdA-Tweede Kamerlid Wolfsen (zelf oud-rechter) tegen deze krant over Lucia de B. In de rechtspraktijk ligt dat minder makkelijk. Vrijspraak is een »non-pro­duct", zei oud-hoofdofficier van justitie R.D.A. Davenschot tegen het Nederlands Dagblad. Hij sprak van »een auto met kromme wielen die van de lopende band wordt gehaald. Het is weliswaar nodig dat dit gebeurt maar niet de bedoeling van de productie». Vrijspraken zijn echter méér dan een noodzakelijk kwaad, bracht prof. S.A.M. Stolwijk begin dit jaar in herinnering in zijn Amsterdamse afscheidscollege: »zij zijn gewoon onmisbaar en daarom uiterst belangrijk. Een strafrecht dat geen grenzen kent tussen schuld en onschuld is geen strafrecht. We moeten dus blij zijn met een vrijspraak.»

Tenminste enige twijfel is er in moeilijke (zeden)zaken al gauw, waarschuwde op zijn beurt de Nijmeegse strafrechthoogleraar Y. Buruma naar aanleiding van de Schiedammer parkmoord. Maar »een al te kwistig aanhalen van in dubio pro reo (bij twijfel wordt beslist ten gunste van de verdachte) gaat lijken op rechtsweigering, hetgeen de rechter verboden is». Deze vergelijking is geheel misplaatst. Iedere vrijspraak is een volwaardige uitspraak. Stolwijk: »waarom verdient een veroordeling wel geloof en vrijspraak niet?»

In Nederland eindigt slechts 3 tot 4 procent van de zaken in vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging. Dat is laag. Vergt het daarbij genomen risico dat mensen ten onrechte achter de tralies komen niet een ruimere mogelijkheid van herziening achteraf? De CEAS, die zich niet mag richten op de rol van de rechter en zich dient te beperken tot de aanklagers die de zaak aanbrengen, is een ietwat »gewrongen» constructie, aldus Buruma, die daarbij betrokken is. Afgaande op Van Delden gaat het wél om een structureel probleem. Het is veelbetekenend dat in de zaken die de laatste tijd veel deining hebben veroorzaakt, deskundigen een cruciale rol spelen. Dat is juist een knelpunt voor de Hoge Raad. Herziening betekent nog niet automatisch vrijspraak. Daarover kan alleen de rechter gaan. Maar dat is geen reden de confrontatie met serieuze vragen over rechterlijke oordelen af te knijpen.

Nieuwe twijfels

Gerlof Leistra in Elsevier 10 november 2007

Hoge Raad onder zware druk om omstreden zaak tegen Lucia de B. toch te herzien

Het is voorbarig om de zaak Lucia de B. een rechtelijke dwaling te noemen. Er is in die zaak het nodige misgegaan, maar dat betekent nog niet automatisch dat de 46 jarige Haagse verpleegkundige onschuldig is.

Lucia de B. kreeg in juni 2004 levenslang voor zeven moorden en drie pogingen daartoe op ernstig zieke baby's en bejaarden. Maar veel mensen hebben twijfels over haar schuld, ondanks haar veroordeling tot in hoogste instantie. de Hoge Raad heeft de zaak al een keer terugverwezen, maar het vonnis bleef in stand.

Nu pleit de 'Commissie evaluatie afgesloten strafzaken' onder leiding van de Arnhemse advocaat-generaal Jan-Willem Grimbergen ervoor de zaak opnieuw te herzien. Recherche en Openbaar Ministerie hadden volgens de commissie onvoldoende oog voor alternatieve scenario's. Bovendien zijn medische deskundigen het oneens over de doodsoorzaak van een van de baby's. Haar als moord uitgelegde dood diende als het 'schakelbewijs' in de andere zaken. Twijfel aan die eerste zaak zou die 'keten' onderuit kunnen halen.

De kernvraag is of deze twijfel een zogeheten novum betreft: een feit dat ten tijde van de veroordeling niet bekend was. Alleen dan is herziening op last van de Hoge Raad mogelijk. Maar die twijfel was al bekend.

De zaak Lucia de B. is uiterst gecompliceerd omdat direct bewijs ontbreekt en Lucia ontkent, al kunnen passages uit haar dagboek wel als bekentenis worden uitgelegd. Noodgedwongen waren de rechters voor hun oordeel aangewezen op indirect bewijs en op de expertise van deskundigen. Juist die deskundigen voeren een stammenstrijd. Aan de rechters de moeilijke taak om uit die tegenstrijdige adviezen hun conclusie te trekken.

Het lastige van de positie van de Hoge Raad is dat die de zaak bij gebrek aan een novum niet hoeft te herzien, maar dat zo'n afwijzing op massaal onbegrip zou stuiten. Toch moet de Hoge Raad de rug recht houden en niet zwichten voor de druk.

Hof spreekt voor zijn beurt in zaak Lucia de B.

Ingezonden brief van H. A. Sarolea in NRC Handelsblad van 7 november 2007

De commissie-Grimbergen is mede ingesteld om bij het publiek het geschade vertrouwen in de rechtspraak te herstellen. Daarom is het een slechte zaak dat de eerste de beste keer dat rechters door een advies onder vuur komen te liggen zij direct via de media de commissie gaan aanvallen.

Dit had J. Verburg, president van het Haagse gerechtshof zich dienen te realiseren alvorens de publiciteit te zoeken (Opiniepagina, 1 november). Ook meer inhoudelijk lijkt hij zich op glad ijs begeven te hebben. Hoe kan hij namelijk zo zeker weten dat het belastende oordeel van de statisticus Elffers op geen enkele wijze heeft bijgedragen aan de voor de bewezenverklaring ook noodzakelijke overtuiging van zijn rechters? Nog afgezien van de vraag of in rechte het geheim van de raadkamer een dergelijke wijze van reageren toelaat wijst het arrest zelf op het tegendeel. En is voorts aan Verburg zijn stellingname ,dat alle kritiek op de statistiek als academisch kan worden aangemerkt wel het nodige onderzoek voorafgegaan naar de kans op besmetting van de oordelen van anderen die in het proces gehoord zijn? Ongeacht de uiteindelijke afloop voor Lucia de B. heeft het hof dan ook met zijn publicitaire actie de rechtsstaat geen goede dienst bewezen.

H.A. SAROLEA

Advocaat te Amsterdam

Reactie door Prof.dr.Ton Derksen d.m.v. ingezonden brief in NRC Handelsblad 6 november 2007 op Statistiek doet er niet meer toe van Prof. dr. H. Elffers.

Hof zelf meldt het gebruik van statistiek

In zijn artikel 'Statistiek doet er nu niet meer toe' (Opiniepagina, 5 november) legt prof. Elffers mij het loze argument in de mond dat statistiek bij het gerechtshof gebruikt is omdat het "niet anders kan dan dat de rechters zich door waarschijnlijkheidsargumenten hebben laten beïnvloeden". Hij weet dat dit een onjuiste voorstelling van zaken is want we hebben hier een aantal keren over gecorrespondeerd. Aan de bewijsconstructie van het hof zelf kun je zien dat het hof wel degelijk waarschijnlijkheidsargumenten hanteert. In overweging 11.13 wijst het hof erop hoezeer het tegen de verdachte pleit dat "de verdachte in die korte periode (2 jaar) bij zoveeloverlijdensgevallen en levensbedreigende incidenten (7) betrokken is". Dit bewijs heeft alleen kracht door het impliciete, achterliggende waarschijnlijkheidsargument: het is zeer onwaarschijnlijk dat iemand bij toeval tijdens zijn diensten zoveel incidenten meemaakt. De kans daarop is door Elffers berekend als 1 op 9.000.000. Aan het hof legde Elffers de situatie als volgt uit: die coïncidentie van Lucia's diensten en incidenten kan geen toeval zijn!

Elffers heeft het hof er ook op gewezen datje hieruit niet direct mag afleiden dat Lucia de moordenares is. Voordat je die conclusie trekt, moet je nog eerst enige al­ternatieve verklaringen uit de weg ruimen, bijvoorbeeld dat er ook iemand anders bij al die incidenten was. Na overweging 11.13 zie je het hof keurig het rijtje alternatieve verklaringen aflopen dat Elffers in zijn rapport heeft aangereikt. Het hof is er zo mee klaar. De conclusie is: Lucia moet de moordenares zijn. De gehanteerde argumentatie is dus een waarschijnlijkheidsargumentatie, en ze komt rechtstreeks van Elffers.

Het is overigens een misvatting dat het hof in het arrest beweert dat het geen statistiek heeft gebruikt. Het hof schrijft zelf in de inhouds-indicatie op internet: "Er is geen statistisch bewijs in de vorm van toevalsberekeningen gebruikt." Dat is juist, het hof hanteert een statistisch argument en is zich daar ook bewust van. Het hof vervolgt namelijk zijn inhoudsindicatie met precies het hierboven genoemde waarschijnlijkheidargument: "Wel is voor het bewijs van belang geacht dat de in het JKZ gepleegde delicten een betrekkelijk korte periode bestrijken en de meeste delicten voornamelijk op een gewone verpleegafdeling hebben plaatsgevonden en hiervoor geen verklaring is gevonden." Maar hoewel het hof een statistisch argument gebruikt, gebruikt het daarbij geen toevalsberekeningen. Die heeft het aan Elffers overgelaten, en als we de verzamelde hoogleraren statistiek mogen geloven, dan had het hof dat beter niet kunnen doen.

PROF.DR. TON DERKSEN indiener van zaak Lucia de B. bij de commissie-posthumus 11

Statistiek doet er nu niet meer toe

Henk Elffers in NRC Handelsblad 5 november 2007

Het hof heeft de statistische analyse in de zaak-Lucia de B. niet gebruikt en werd er ook niet door beïnvloed, zegt Henk Elffers. Wat willen de statistici eigenlijk met hun petitie?

Lucia de B. is door het gerechtshof Den Haag veroordeeld voor een aantal moorden en pogingen tot moord. Bij de bewezenverklaring heeft het hof geen gebruikgemaakt van mijn statistische rapport over het dienstenrooster. Omdat dit zo is, heeft het voor de rechtsgang geen zin om meningsverschillen tussen statistici over de juiste wijze van analyse uit te spitten: dat is slechts voer voor statistici. (Voor de goede orde: ik acht mijn analyse alleszins verdedigbaar.)

Toch wordt keer op keer twijfel aan mijn analyse opgevoerd als een reden om te pleiten voor heropening van de zaak. Zo ook weer vrijdag 2 november, toen een petitie werd aangeboden aan de bewindslieden van Justitie waarin honderden mensen pleiten voor heropening van de zaak. Weliswaar tekenden de supporters van deze petitie slechts voor een tekst waarin met geen woord wordt gerept van statistische argumentatie, maar de initiatiefnemers van de petitie laten niet na dit zelf wél als een van hun argumenten te benadrukken. Zo verklaarde Peter Grünwald ter gelegenheid van de aanbieding van de petitie dat "essentiële [...] statistische inzichten aan de rechter zijn onthouden".

Waarom komt het punt van de betwiste statistische analyse van dienstrooster toch steeds weer naar voren? Het is door de rechtspraak reeds terzijde geschoven, zoals door president Verburg van het Haagse hof nog eens werd on­derstreept (NRC Handelsblad, 1november). De reden is dat Ton Derksen in zijn boek Lucia de B. reconstructie van een gerechtelijke dwaling de stelling betrokken heeft dat weliswaar in het arrest geen melding wordt gemaakt van een statistisch bewijsmiddel, maar dat het niet anders kan dan dat de rechters zich door waarschijnlijkheidsargumenten hebben laten beïnvloeden. Het is in zijn visie onmogelijk dat iemand zich daar niet door zou laten leiden.

Ik ben dat met hem oneens, op grond van de zaak zelf en van een eerdere rechtzaak. Bij de berechting van Bianca K., een crècheleidster die werd vervolgd voor het in ademhalingsproblemen brengen van haar pupillen, werd óók een "ongelofelijk coïncidentieargument" aangevoerd. De rechtbank te Haarlem heeft verdachte echter vrijgesproken en zich daarmee onttrokken aan de door Derksen veronderstelde onvermijdelijkheid. In hoger beroep bleef de vrijspraak in stand.

In de zaak-Lucia de B. schreef de rechtbank geschiedenis door te verklaren dat - óók als vaststaat dat het voorkomen van zoveel incidenten niet op toeval kan berusten - dit geenszins voldoende is voor een veroordeling. De rechtbank eiste dat daarvoor "alle andere verklaringen (dan opzet van verdachte) moesten worden uitgesloten" en oordeelde dat dit in casu niet het geval was.

In de zaak Lucia de B. kwam de Haagse rechtbank in eerste aanleg zelfs met een nog strenger criterium: ook als zou vaststaan dat het voorkomen van incidenten als verdachte dienst heeft, niet op toeval kan berusten, dan is niettemin in elk individueel ten laste gelegd geval direct bewijs van betrokkenheid van verdachte nodig om tot een veroordeling te kunnen komen. Als er direct bewijs is, is statistisch bewijs overbodig; als het er niet is, is statistisch bewijs onvoldoende.

Ik ben van mening dat de rechtspraak in beide gevallen ondubbelzinnig heeft laten zien de waarde van statistische argumentatie onafhankelijk te kunnen beoordelen. Ze heeft zich geenszins laten meeslepen door de "verleiding van het grote getal" van Derksen. De rechter heeft daarmee OM en mij ongelijk gegeven in onze veronderstelling dat analyse van het dienstrooster van nut zou zijn.

Er is nog een tweede reden waarom we voor de rechtsgang niet meer geïnteresseerd hoeven zijn in mijn analyse. De Commissie evaluatie afgesloten strafzaken (CEAS, driemanschap Grimbergen) heeft in haar rapport, waarin heropening van de zaak Lucia de B. wordt geadviseerd, gesteld dat er reden is om aan te nemen dat de gegevens waarop mijn analyse is gebaseerd, onvolledig of onjuist zouden zijn. Als ze daarin gelijk heeft wordt de relevantie van mijn analyse uiteraard ondergraven.

De procureur-generaal bij de Hoge Raad doet er mijns inziens wijs aan om zich niet te laten leiden door statistische overwegingen, wanneer hij afweegt of hij de Hoge Raad om heropening van de zaak zal vragen. Opvallend genoeg heeft de CEAS de mening naar voren gebracht dat nader statistisch onderzoek nodig en nuttig zou zijn naar het aantal incidenten vóórdat Lucia de B. in dienst was. Als een dergelijke analyse informatie kan aandragen, dan werpt die informatie geen nieuw licht op de eerdere analyse. Dat zouden 'bijna alle hoogleraren statistiek' die de petitie hebben ondertekend toch moeten weten.

Maar bovendien kan een dergelijke analyse geen licht werpen op de vraag of de verdachte schuldig is of niet. Er zijn zoveel verschillen tussen beide perioden: niet alleen het in dienst zijn van de verdachte, maar ook van andere stafleden, andere directie, andere patiënten, andere medische inzichten, andere medicijnen. Een dergelijke vergelijking heeft daarom weinig zin. Het gevaar van zulke vergelijkingen is elke sociale wetenschapper bekend, maar schijnt al die hoogleraren weer te zijn ontgaan.

Ten slotte moet mij nog iets van het hart omtrent de argumentatie-methodiek van de opstellers van de petitie. Bij de aanbieding ervan worden allerlei argumenten in stelling gebracht, die formeel niet tot de petitie behoren, maar wel door de aanbieders worden gepropageerd. Een daarvan is dat alle 'competente' statistici het eens zijn met de kritiek op de door mij uitgevoerde analyse. Op het web-log van een van hen wordt gezegd dat ik niet competent ben. Waarbij het argument te berde wordt gebracht dat ik geen hoogleraar mathematische statistiek ben. Dit staat bekend als argumentum ad verecundiam, ofwel de drogreden van het beroep op autoriteit. En drogredenen worden geen valide argumenten, doordat er zich tachtig hoogleraren achter stellen.

Prof. dr. H. Elffers is hoogleraar empirische bestudering van de strafrechtpleging aan de

VU. Hij trad op als deskundige in de zaak-Luda de B

Hof wist al genoeg over digoxine

DonaId R.A. Uges in NRC Handelsblad 5 november 2007

Ik ben opgetreden als getuige­deskundige in de zaak Lucia de B. in het gerechtshof te DenHaag. Het hof moest op wettige en overtuigende wijze aantonen dat er sprake was van opzettelijke dodelijke kalium- en digoxinevergiftigingen (moord). Als dat bewezen was, zou men met behulp van sta­tistiek bewijzen dat alleen Luciade B. dat gedaan zou hebben.

Mijn rol als getuige-deskundige betrof het kaliumgedeelte in de zaak. Ik heb toen uitgelegd dat hier geen sprake was van een aan­toonbare overdosering van kalium. Dat had mogelijk wel gekund als het ECG (hanfilmpje) met dataopslag had aangestaan. Wie het uitgezet had en waarom, wist niemand. Het hof (zie verslag Grimbergen c.s.) heeft deze moord dan ook niet bewezen verklaard.

Daarna werd de toxicoloog F. de Wolff uit Leiden op verzoek van de verdediging opgeroepen. Hij hield een betoog over de verschillende digoxine-analyses die waren uitgevoerd. De voorzitter van het hof vroeg mij wat ik hiervan vond. Ik heb toen onder ede in dezelfde zittingtweemaal duidelijk verklaard, dat ik geen enkele juridische waarde hechtte aan de uitslagen. Immers digoxine was bepaald in het bloed uit gaasjes. Maar de digoxineconcentratie in bloed uit het hart is altijd veel hoger; bloed in gaasjes dampt in, dus wordt de concentratie hoger en de chain of custody (d.w.z. de historie en gang van het gaasje) was niet wettig gegarandeerd. Met mijn verklaring zou niet alleen de hypothetische kaliummoord, maar ook de digoxinemoord noch wettig noch overtuigend zijn bewezen. Opmerkelijk genoeg zegt de commis­sie-Grimbergen hierover niets in haar rapport.

De commissie concludeert dat als toen - tijdens de rechtzaak ­over digoxine bekend zou zijn geweest wat nu bekend is, Lucia de B. welicht zou zijn vrijgesproken.

Maar tijdens de rechtzaak was dit wél bekend. Ik vraag me nu af of mijn verklaring wel in het rechtbankverslag is opgenomen. Zo ja, waarom zijn de commissie, en later Joep Verborg als president van het Gerechtshof in Den Haag, hier niet verder op ingegaan? En zo nee, was het hof zo partijdig dat dit is weggelaten? In dat laatste geval kan men mijn getuigenis alsnog opnemen en als novum beschouwen, waarop Lucia de B. vrij zou moeten komen

Maarten 't Hart, met wiens conclusies ik het eens ben, twijfelt aan de kwaliteit van de deskundigen in ons land. Hij wil Gideon Koren inschakelen, kinderarts-farmacoloog-toxicoloog in Toronto. Ik ken Koren omdat we verbonden zijn aan hetzelfde wetenschappelijk tijdschrift. Ik twijfel geen seconde aan zijn kennis. Maar meer aantonen dan ik heb aangetoond, kan hij ook niet. Het gaat in dit soort zaken mogelijk meer om het karakter en belangen van sommige deskundigen dan hun kennis.

Een groep van zeven statistici wil aantonen dat de vorige berekeningen niet kloppen. Dat juich ik toe, hoewel ik me afvraag of er nog wat te berekenen valt als er geen bewezen moorden zijn.

Ik hoop dat Lucia de B. snel vrij­komt. Fouten zijn onvermijdelijk. Maar vermijdbare fouten zijn onvergefelijk.

Dona14 R.A.Uges is hoogleraar klinische en gerechtelijke toxicologie UMCG en Rijksuniversiteit Groningen.