Zonder excuses overleeft de schaamte Lucia de B.
Column Elsbeth Etty in NRC 23 maart 2010
Het is bijna te verschrikkelijk om je te verdiepen in wat iemand doorstaat die onschuldig wegens moord tot levenslang is veroordeeld en meer dan zes jaar in de gevangenis heeft gezeten. Probeer eens je erin te verplaatsen. Lees Kafka, maar ook recenter en dichter bij huis In Wonderland van Christine Otten. Deze roman is gebaseerd op de nachtmerrie die zij doormaakte als gevolg van het onderzoek in de RaRa-zaak, waarbij haar partner een tijdje terrorismeverdachte is geweest. De roman vertelt hoe diep een mens gewond kan raken door voorwerp van justitieel onderzoek te zijn, hoe ondermijnend het is voor het vertrouwen in jezelf en de omgeving, hoe alle persoonlijke verhoudingen jarenlang beladen blijven door niet meer dan een uit de lucht gegrepen verdenking. Met macht toegeruste instituties, die wij nodig hebben omdat zij onmisbaar zijn voor onze veiligheid, kunnen gewild of ongewild verwoestingen aanrichten in het leven van willekeurige mensen die tussen de raderen komen.
Inleving is de enige manier waarop we onszelf kunnen beschermen tegen een ethisch nihilisme en een extreem moreel scepticisme dat gelijkstaat aan wantrouwen in de mogelijkheid van rechtvaardigheid. En inleving is tegelijk de manier waarop we voldoende wantrouwen kunnen mobiliseren om die instituties te corrigeren. De vrijheid is afhankelijk van waakzaamheid en democratische controle. Het wantrouwen van burgers die zich verantwoordelijk voelen, is de voorwaarde voor herstel van vertrouwen in de instituties van de macht.
Dus hulde aan de bezorgde burgers die zich het lot hebben aangetrokken van Lucia de B. Hulde aan wetenschapsfilosoof Ton Derksen, die in 2006 het boek Reconstructie van een gerechtelijke dwaling publiceerde, hulde aan diens zuster, de arts Metta de Noo, die als eerste alarm sloeg over de ondeugdelijkheid van het bewijs, hulde aan schrijver Maarten ’t Hart en wiskundige Richard Gill die een petitie organiseerden om te eisen dat de zaak zo spoedig mogelijk zou worden heropend. Zij krijgen het recht aan hun zijde. Nu het Openbaar Ministerie bij de nieuwe behandeling van de zaak-Lucia de B. vrijspraak heeft gevorderd, is er eigenlijk nauwelijks twijfel meer mogelijk dat het hof in Arnhem op 14 april dienovereenkomstig zal oordelen.
Twee jaar geleden deed Maarten ’t Hart verslag van zijn betrokkenheid bij de zaak. Van een van de rechtszittingen herinnerde hij zich scherp dat de officier van justitie de verdachte toebeet: „U bent zo geraffineerd te werk gegaan dat er geen sporen zijn.” Commentaar van Maarten ’t Hart: „Toen ik de rechtszaal uitliep, dacht ik: aldus kun je iedereen overal van beschuldigen. Zo dadelijk kunnen twee agenten op mij afstappen en zeggen: u bent gearresteerd voor moord. Als ik dan vraag: moord op wie, kunnen zij zeggen: ‘u bent zo geraffineerd te werk gegaan, dat we dat niet weten.’”
De zin ‘aldus kun je iedereen overal van beschuldigen’ brengt je natuurlijk bij het begin van Het proces van Kafka („Iemand moest Josef K. belasterd hebben, want zonder dat hij iets kwaads gedaan had, werd hij op een ochtend gearresteerd”). Maar het vervolg van de zaak-Lucia de B. voert ons naar het slot van het verhaal. Jozef K. krijgt de doodstraf en ziet op het laatste moment nog de schim van een mens. „Wie was het? Een vriend? Een goed mens? Iemand die medelijden had? Iemand die helpen wilde? Was het een enkeling? Waren het allen? Was er nog hulp mogelijk? Waren er tegenargumenten die men vergeten had?” Niemand had tegenargumenten aangevoerd. Dus wordt Josef K. afgemaakt als een hond en als wij de doodstraf niet hadden afgeschaft, was dat met Lucia de B. ook gebeurd. Maar in haar geval kon de vraag: ‘wie was het?’ worden beantwoord: mensen die medelijden hadden en tegenargumenten naar voren brachten tegen de onwrikbare bewijsconstructies van een gerechtelijke moloch.
Als Lucia vrijspraak krijgt – niemand twijfelt eraan – wordt in één en dezelfde handeling het vertrouwen in de rechtspraak aan de ene kant herwonnen en aan de andere kant verloren. Net als bij de Puttense en Schiedamse moordzaken zal een einde komen aan een schokkende gerechtelijke dwaling. Tegelijk heeft de rechterlijke macht een faustiaanse schuld op zich geladen (‘hij dwaalt, de mens, zolang hij streeft’) en nu is de vraag of ook deze schuld gedelgd wordt met een vrijspraak. Voor de vrouw die in de hel werd geworpen, is er iets onherstelbaars gebeurd. Geen schadevergoeding kan dat veranderen, zij is geestelijk en lichamelijk geknakt. Het hof kan niet meer doen dan constateren dat het ten laste gelegde niet is bewezen. Zij moet dan voor onschuldig worden gehouden. Maar dit rechtsherstel is niet genoeg om te kunnen spreken van vereffening.
In de roman van Christine Otten zoekt een vrouw jaren nadat haar leven zonder opgaaf van redenen door justitie overhoop is gehaald, contact met de inmiddels gepensioneerde rechter-commissaris die het RaRa-onderzoek leidde. Deze geeft toe dat de zaak met hem op de loop was gegaan: „Ik moest wel, ik moest scoren, met namen van verdachten komen ten koste van alles.” Maar excuses maken doet hij niet. Wat zijn slachtoffers uiteindelijk enige verlichting geeft, is dat de rechter-commissaris zich lijkt te schamen.
Schaamte, berouw, excuses: die genoegdoening mag Lucia de B. niet onthouden blijven. De functionarissen en magistraten die het recht hebben beschaamd kunnen bijdragen aan vertrouwensherstel. Eenvoudigweg door zélf schuld te bekennen. Anders blijft de schaamte bij de schuldeloze, zoals bij Josef K. in Het proces, die sterft als een hond, „alsof de schaamte hem zou overleven”.