Havo Thema Feniks Hfst 1 Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Hfst 1 Havo democratische rechtsstaat:
Oriëntatie
Vrijheidsrechten en politieke rechten in Nederland
Oriëntatie
1566: Begin Nederlandse Opstand tegen de koning van Spanje, geleid door Willem van Oranje.
1568 tot 1648 Tachtigjarige Oorlog
1579 De Noordelijke Nederlanden sluiten de Unie van Utrecht. Zij besluiten samen strijd te voeren tegen hun landsheer, de Spaanse koning Filips II. Deze spreekt de ban uit over opstandelingenleider Willem van Oranje.
In 1581 breken de gewesten , middels de Acte van Verlatinghe, officieel met Filips II. Ze benadrukken daarbij dat de strijd wordt gevoerd om vrijheden die al sinds de Middeleeuwen in Charters zijn vastgelegd en behouden.
In 1584 wordt Willem van Oranje te Delft vermoord.
In 1588 besluiten de Noordelijke Nederlanden om samen een staat te vormen, de Republiek der verenigde Nederlanden. Pas 60 jaar later wordt, bij de vrede van Münster, de Republiek pas officieel erkend.
Het is een wonder te noemen dat de kleine Republiek zich twee eeuwen lang, tot 1795 met de komst van de Fransen, heeft kunnen handhaven.
Na de moord op Willem van Oranje spelen zijn nakomelingen in de Republiek een rol als stadhouder. Ze hebben dan niet dezelfde macht als de buitenlandse vorsten.
Tijdens de Verlichting, achttiende eeuw, worden door de filosofen kritische vragen gesteld over de machtspositie van de vorsten en gepleit voor een 'scheiding van de machten'. De burgerij, ontevreden over hun politieke macht, grijpt dat aan en er breken revoluties uit in Frankrijk en de VS.
Ook in de Republiek probeerden de Patriotten de regenten te verdrijven maar door ingrijpen van de Pruisische koning mislukt dat. Ze zouden echter met de Fransen in 1795 terugkeren.
De Fransen stichtten in 1795 de Bataafse Republiek.
In 1798 komt de eerste grondwet van ons land tot stand De Staatsregeling. Hierin worden de vrijheden voor de eerste keer vastgelegd.
In 1806 ontstaat het koninkrijk Holland onder leiding van Lodewijk Napoleon
In 1810 wordt ons land een provincie van Frankrijk. Dan wordt in ons land de Code Civil (Burgerlijk Wetboek) ingevoerd.
In 1815 wordt Willem I (zoon van de stadhouder Willem V) koning van de Nederlanden (tijdens het Congres van Wenen werd België bij Nederland gevoegd).
In 1630 komen de Belgen in opstand en in 1839 scheiden de Belgen zich definitief af.
Zoals elders in Europa bestond er ook in ons land politieke onvrede. In veel landen ontstonden revoluties. Koning Willem II besloot om Thorbecke, een liberale staatsman opdracht te geven tot het maken van een nieuwe grondwet.
De minister werden voortaan verantwoordelijk voor het ebstuur en legden verantwoording af aan het parlement. Dat parlement kreeg dus de macht en werd door middel van censuskiesrecht samengesteld. De klassieke grondrechten werden in de grondwet vastgelegd. We spreken dan van een klassieke rechtsstaat.
Een aantal politieke kwesties zouden leiden tot het ontstaan van politieke partijen: kiesrecht, gelijkstelling onderwijs en de sociale kwestie. Er ontstonden drie politieke hoofdstromingen: de liberale, de confessionele en de socialistische.
In 1917 werd in Nederland het algemeen kiesrecht ingevoerd voor mannen en twee jaar later voor vrouwen. Nu was Nederland pas echt een democratisch land.
Tot aan de Tweede Wereldoorlog was Nederland een neutraal land, maar door de inval van de Duitsers en de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog kwam er aan de Nederlandse neutraliteitspolitiek een einde. Nederland sluit zich aan bij diverse internationale samenwerkingsverbanden zoals de EU, en de VN. waardoor men moet voldoen aan verplichtingen.
Nederland groeit na de Tweede Wereldoorlog uit tot een Verzorgingsstaat wat tot uiting komt in de vastlegging van sociale grondrechten in de nieuwe grondwet van 1983.Nederland is zo geworden tot een democratische rechtsstaat waarin iedere burger gebonden is aan de grondwet, die vrijheden en politieke rechten beschermd.
Hoofdvragen en deelvragen
Dit thema gaat over de vraag hoe Nederland zich sinds de opstand heeft ontwikkeld tot een rechtsstaat en een parlementaire democratie. Hoe zijn de vrijheidsrechten en politieke rechten ontstaan. daarnaast komt het ontstaan van politieke partijen na 1848 aan de orde.
Hoofdstuk 1: Vrijheidsrechten en politieke rechten in Nederland
Deelvraag:
Welk verband bestaat er tussen het ontstaan van vrijheidsrechten en politieke rechten in bepaalde historische tijdvakken en de kenmerkende aspecten van die tijdsvakkten?
Inleiding:
Nederland heeft wat vrijheid betreft een lange traditie. Er zijn in de loop van de geschiedenis veel mensen uit andere landen naar Nederland gevlucht, omdat het in ons land mogelijk was om in vrijheid te leven.
In de grondwet staan nog meer vrijheidsrechten, zoals de vrijheid van drukpers en meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, de vrijheid van vereniging, het briefgeheim en het beginsel dat je niet mag discrimineren. Dat zijn de klassieke grondrechten. Deze rechten beschermen de vrijheid van het individu tegenover de staat.
Naast vrijheidsrechten hebben Nederlanders politieke rechten. Dat zijn rechten die de burgers in staat stellen deel te nemen aan de besluitvorming. Een voorbeeld daarvan is het kiesrecht of het aanbieden van een verzoekschrift aan een kamerlid.
Het belang van dit onderwerp
Klassieke grondrechten zijn kenmerkend voor een rechtsstaat. Ze staan daarom niet alleen in de grondwet maar ook in de Internationale Verklaring van de rechten van de Mens. Alleen niet alle landen houden zich er echter aan. Nederland houdt zich er wel aan en staat daarvoor alom bekend. Deze vrijheidstraditie snap je alleen in samenhang met de geschiedenis van ons land.
1.1 Persoonlijke vrijheid ontstaat in de stad
De landsheren gaven de steden en hun inwoners stadsrecht. de persoonlijke vrijheid had daarin kracht van wet.
1.2 Gewetensvrijheid als grondslag voor de Opstand
De Nederlanden behoorden in de vijftiende eeuw tot het hertogdom Bourgondië. Karel de V., de kleinzoon van Maria van Bourgondië, slaagde er in om alle Nederlandse gewesten bij zijn rijk te voegen en streefde naar centralisatie. De Nederlandse gewesten verzetten zich tegen deze centralisatiepolitiek.
Door onvrede over het Spaanse beleid tegen de protestantse Reformatie en economische crises, brak in 1566 de Beeldenstorm uit. Onder leiding van de hertog van Alva, traden de Spanjaarden hard op, en de invoering van nieuwe belastingen zorgden voor de uitbreken in 1568 van de tachtigjarige oorlog.
De opstandelingen rechtvaardigden hun verzet door zich te beroepen op oude rechten en privileges die in de loop der eeuwen door adel,steden of gilden waren afgedwongen. Men verwees darbij naar de Blijde Inkomst van Brabant uit 1356. Hierin stond dat de hertog van Brabant geen oorlog mocht voeren of belasting mocht heffen zonder raadpleging en instemming van de Brabantse steden.
De Blijde Inkomst van Brabant bevatte ook een ongehoorzaamheidclausule die de onderdanen het recht gaf op verzet tegen de Hertog van Brabant indien deze zich niet aan de bepalingen van de Blijde Inkomst hield
In 1572 werd Willem van Oranje door de Hollandse Statenvergadering uitgeroepen tot stadhouder. Revolutionair want alleen de koning mocht een stadhouder benoemen.
In 1576 sloten alle Nederlandse gewesten zich in de Pacificatie van Gent aaneen tegen Spanje, maar dit hield maar drie jaar stand. De Noordelijke gewesten sloten in 1579 de Unie van Utrecht, een militair bondgenootschap tegen Spanje.
Het document legde de grondslag voor de Republiek der Verenigde Nederlanden, die in 1588 werd gevormd. vastgelegd werd:
- De gewesten behielden hun eigen privileges;
- In Holland en Zeeland werd de vrijheid van godsdienst ingesteld; de overige steden en gewesten kregen de vrijheid om een eigen beleid op het gebied van de godsdienst te voeren.
- Goedwillende steden en gewesten die katholiek wilden blijven werden niet van deelname aan de Unie uitgesloten.
In 1580 sprak Filips II de banvloek uit over Willem van Oranje. Willem antwoordde met zijn Apologie, waarin hij het recht op verzet tegen de koning claimde.
In 1581 volgde met de Acte van Verlatinghe door de Staten Generaal de formele afzwering van Filips II als vorst. Daarbij speelden twee zaken een rol:
- Het ging om het verdedigen van godsdienstvrijheid;
- Het ging om de verdediging van politieke vrijheden en privileges.
De Opstand tegen Spanje was dus ook een strijd om het middeleeuwse erfgoed te behouden. Uiteindelijk besloten de zeven gewesten in 1588 definitief om samen verder te gaan als Republiek der Verenigde Nederlanden.
1.3 Gewetens- en persvrijheid in de Republiek
In de Republiek was het protestantisme de overheersende godsdienst en deze werd als enige godsdienst door de overheid erkend. In vergelijking met andere landen was er echter een groot verschil. In de Republiek heerste er een klimaat van algehele vrijheid doordat zowel een centrale burgerlijke overheid als een machtige geestelijkheid ontbrak.
De Republiek was een buitenbeentje in Europa omdat:
- De Republiek geen Staatskerk kende;
- De meeste calvinisten tegenstander waren van een kerk die ondergeschikt zou zijn aan de staat;
- In de Republiek was er gewetensvrijheid. Een aanhanger van het katholicisme of jodendom kon dus nooit vanwege zijn godsdienst worden vervolgd. In andere Europese landen moest men de religie van de vorst volgen.
De vrijheid die er heerste in de Republiek trok veel geloofsvluchtelingen naar de Republiek.
Toch bestonden er voor andersdenkenden wel allerlei beperkingen:
- Er was geen vrijheid van godsdienstuitoefening;
- Ze mochten geen kerken bouwen;
- Andersdenkenden mochten geen openbare functies bekleden.
Minderheden werden dus wel degelijk in hun burgerrechten beknot. Katholieken kwamen in schuilkerken bijeen voor het bijwonen van de mis en moesten vaak flinke boetes betalen om aan gerechtelijke vervolging te ontkomen.
Op het gebied van de vrijheid van drukpers vormde de Republiek eveneens een uitzondering. In de praktijk was deze vrij omdat de regenten zich niets gelegen lieten liggen aan de adviezen van kerkelijke instanties.
De gewestelijke Staten traden alleen op tegen geschriften als deze de interne rust of de veiligheid van de staat bedreigde. Daarnaast speelde ook het stedelijk particularisme een rol. Deze konden niet altijd optreden tegen niet gewenst drukwerk.
De betrekkelijke persvrijheid leidde tot een grote bloei van de boekdrukkerij in de Republiek. Veel buitenlandse boeken werden hier gepubliceerd omdat ze in eigen land verboden waren.
1.4 De Bataafse tijd en vrijheden
De zeventiende eeuw was een gouden eeuw voor de Republiek. pas in de tweede helft van de achttiende eeuw was er sprake van een ernstige terugval waardoor de politieke tegenstellingen toenamen. De politiek macht in de Nederlandse steden was in handen van de regenten, een gesloten groep van rijke families.
De stadhouder Willem V, had ook veel macht maar was een onbekwaam bestuurder. Na 1780 ontstond er een revolutionaire beweging, de Patriotten, die bestond uit burgers en regenten die niets meer van Willem V wilden weten. van 1785-1787 waren zij in enkele gewesten aan de macht. Door een Pruisische inval zochten de Patriotten hun heil in Frankrijk en zouden met het Franse revolutieleger in 1795 terugkeren in de Republiek. Willem V vluchtte naar Engeland.
In 1795 werd de Republiek de Bataafse Republiek, maar in de praktijk werd de Republiek afhankelijk van Frankrijk. Op 1 maart 1976 kwam de Nationale Vergadering bijeen, de eerste gekozen volksvertegenwoordiging. Men kon het echter moeilijk eens worden over de inhoud van een op te stellen grondwet. Die 'Staatsregeling' kwam uiteindelijk in 1798 tot stand.
1.5 De strijd voor politieke rechten
De Franse tijd duurde van 1795 tot 1813.Havo Thema Feniks Hfst 2 Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
- 1795-1806 Bataafse Republiek
- !806-1810 Koninkrijk Holland onder Lodewijk Napoleon
- 1810-1813 Nederland een provincie van Frankrijk
In november 1813 keerde de zoon van stadhouder Wilhelm V naar Nederland terug en werd uitgeroepen tot soeverein vorst van de Nederlanden, koning Willem I. De grondwet van 1914 verleende hem grote macht.
Overal in Europa ontstonden rond 1848 revoluties en Koning Willem II, die zijn vader in 1840 was opgevolgd, wilde een revolutie voorkomen en vroeg aan de liberale leider Thorbecke een nieuwe grondwet op te stellen. Deze nieuwe grondwet wordt beschouwd als het begin van het parlementaire stelsel in Nederland.
De belangrijkste wijzigingen waren:
- De koning werd onschendbaar;
- De ministers werden verantwoordelijk en door het parlement ter verantwoording worden geroepen;
- Het parelement kreeg meer rechten: wetgevende zoals het recht van initiatief en amendement en controlerende rechten zoals het recht van interpellatie en het recht van enquête;
- De macht verschoof van de koning naar het parlement;
- De Tweede Kamer werd voortaan direct gekozen;
- De Eerste kamer werd gekozen via getrapte verkiezingen door de Provinciale Staten.
- Het recht van vereniging en vergadering en de vrijheid van onderwijs werd vastgelegd.
Alleen er was echter nog geen sprake van een echte democratie omdat er alleen gekozen kon worden als men aan de census voldeed. De liberalen waren van mening dat het kiesrecht beperkt moest blijven tot burgers die intellectueel, geestelijk en economisch zelfstandig een goede keuze konden maken. Het censuskiesrecht werd in de loop van de jaren steeds uitgebreid en leidde ook in liberale kring tot veel discussie.
Ook de socialisten gingen actie voeren voor algemeen kiesrecht. de grondwetsherziening van 1887 bevatte een nieuw kiesrechtartikel waarbij kiesrecht werd toegekend aan 'mannelijke ingezetenen die voldeden aan kentekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand. Dit artikel werd 'çaoutchoucartikel genoemd., naar het Franse woord voor rubber, omdat het begrip rekbaar was en een kiescommissie kon bepalen welke mannen eraan voldeden.
In 1896 werd een wetsartikel aangenomen die de criteria beter omschreef waardoor de helft van de mannelijke bevolking kiesrecht had.
Pas in 1917 werd het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd (actief en passief) en passief voor vrouwen. Twee jaar later kregen vrouwen ook het actief kiesrecht. In de loop van de twintigste eeuw werd zowel het actief al passief kiesrecht verlaagd van 23 naar 18 jaar.
Zie voor hoofdstuk 2 Havo Thema Feniks Hfst 2 Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland