VWO Begrippen Feniks 2e fase Hoofdstuk 3 2e dr Overzicht gs
Agrarisch-autarkische samenleving |
Samenleving met vooral landbouw, weinig steden en handel, en weinig specialisatie in nijverheid. De nadruk ligt op landbouw. deze samenleving is zelfvoorzienend. |
Agrarisch-urbane samenleving |
Samenleving waarin de meeste mensen van de landbouw leven, maar waar ook kleine steden met voornamelijk handel en nijverheid zijn. |
Autarkie |
Zelfvoorzienend, weinig afhankelijk. |
Feodalisme of leenselsel |
Bestuurssysteem dat berust op de verhouding tussen de leenheer en zijn leenmannen. |
Herendiensten |
Werkzaamheden die horigen op het landgoed moesten uitvoeren. |
Hofstelsel |
Economisch systeem van een door vrijen en horigen bewerkt landgoed. |
Horigen/horigheid |
Boeren die aan het domein van een heer gebonden zijn. |
Islam |
Letterlijk onderwerping. De religie die is gesticht door de profeet Mohammed, met Allah als enige god. |
Karolingische Renaissance |
Periode aan het hof van Karel de Grote waarin er grote belangstelling was voor de klassieke cultuur. |
Kerstenen |
Tot het christendom bekeren. |
Leen |
Gebied dat een leenman in bruikleen kreeg van zijn leenheer, in ruil voor ondersteuning bij het bestuur en militaire steun. |
Leenheer |
Degene die gebied beleent, zoals een koning of keizer. |
Leenman |
Degene die het leen ontvangt, zoals een ridder of graaf. |
Lijfeigene |
Boer die gebonden was aan landeigenaar, niet aan het land. |
Missionaris |
Geestelijke die er op uit trekt om mensen te bekeren tot het christendom. |
Reconquista |
De strijd van christenen om Spanje te ontworstelen aan de islamitische (Moorse) overheersing (1000-1492). |
Vazal |
Iemand die de eed van trouw aan een vorst heeft afgelegd in ruil voor zijn levensonderhoud. |
Volksverhuizingen |
Het rondtrekken van grote groepen mensen na de val van het Romeinse Rijk. |
Vrijen |
Boeren die geen horigen waren. ze hadden eigen grond of pachtten grond. een vrije had rechten maar ook plichten, zoals de heervaart, een soort dienstplicht. |