Woordenlijst SV Deel 2 H 1
Woordenlijst SV2 H1
Absolutisme |
Regeringsvorm waarbij de vorst alle macht in handen heeft. Volgens de vorst was hij door God aangesteld om zijn onderdanen te besturen. de onderdanen waren verplicht de vorst te gehoorzamen. |
Aflaat |
Iets waarmee je straf in het hiernamaals afkoopt voor zonden die je hebt begaan. Bijvoorbeeld een gebed of het schenken van geld aan de Kerk. |
Agrarische samenleving |
Een samenleving, waar de meeste mensen werken in de landbouw; deze is het belangrijkste middel van bestaan. |
Anglicaanse Kerk |
De Kerk van Engeland, met de koning(in) aan het hoofd. |
Autocratie |
Een regering door één persoon. |
Barok |
Kunstijl die een voortzetting was van de Renaissance, maar in een uitbundiger vorm. |
Bartholomeusnacht,St |
Ook bloedbruiloft genoemd. Protestantse leiders waren uitgenodigd voor een koninklijke bruiloft. Maar 's nachts werden zij eAn veel andere protestanten vermoord. |
Beeld |
Het woord beeld heeft meer betekenissen. het kan een door een kunstenaar gemaakt voorwerp zijn. Maar het kan ook een verhaal zijn over iets of iemand uit het verleden. |
Beeldvorming |
Het ontstaan van bepaalde beelden of voorstellingen over iets of iemand uit het verleden. |
Bevolkingslaag |
Zie gelaagde samenleving. |
Bewering |
Uitspraak zonder voldoende bewijsmateriaal. |
Bewijs |
Iets dat de juistheid van een bewering aantoont. |
Bloedbruiloft |
Zie St. Bartholomeusnacht. |
Bron |
Alles waardoor je iets over het verleden te weten kan komen. |
Buitenbeentje |
Iemand die in zijn tijd niet serieus wordt genomen, die vreemd of heel anders dan de anderen in zijn tijd wordt gevonden. |
Bijbel |
Het boek van de Christenen. Bestaat uit het Oude en Nieuwe Testament. |
Calvinisme |
De leer van de Protestantse leider Calvijn. |
CDA(Christen Democratisch Appèl) |
Partij van Katholieken en Protestanten, ontstaan in 1980 doordat de KVP, ARP en CHU een partij ging vormen. |
Celibaat |
Katholieke geestelijken mogen niet trouwen. |
Censuur |
Keuring(van de media) door de overheid. |
Christendom |
Christelijke godsdienst, waarin het geloof van Jezus Christus als Zoon van God centraal staat. |
Christelijk-Orthodox |
Behorend tot de Grieks- of Russische-Orthodoxe Kerk die zich in de Middeleeuwen van de Katholieke Kerk heeft afgescheiden. |
Conclusie |
Eindoordeel. In een conclusie wordt een antwoord op een hoofdvraag gegeven. |
Contra-Reformatie |
Acties van de Katholieke Kerk om de Hervorming ongedaan te maken. |
Dogma |
Rooms Katholieke Kerkelijke uitspraak waarin een opvatting over het geloof aan anderen wordt voorgeschreven. |
Economie |
Alles waarmee in een land geld verdiend wordt (landbouw,industrie,handel). |
Factorij |
Handelspost in de niet westerse wereld, bestaande uit een haven, enkele pakhuizen en woningen voor Europese kooplieden. |
Feit |
Geeft iets aan dat - naar wordt aangenomen - werkelijkis gebeurd of bestaat. |
Gelaagde samenleving |
Een samenleving waarbij de bevolking in verschillende lagen is verdeeld. De bevolkingslagen verschillen van elkaar in aanzien en macht. |
Gevolg |
Het resultaat van een handeling. We onderscheiden gevolgen op korte en lange termijn, en verwachte en niet verwachte gevolgen. |
Hervorming |
De afscheiding van de Katholieke Kerk door de Protestanten in de 16de eeuw. |
Indianen |
Oorspronkelijke bewoners van Amerika. |
Interpretatie |
Het beeld dat iemand over een deel van het verleden heeft en/of laat zien. |
Islam |
Godsdienst uit het Midden-Oosten, gesticht door Mohammed. Letterlijk:ónderwerping aan de wil van God'. |
Jezuïeten |
Kloosterorde in de Katholieke Kerk. |
Jodendom |
de godsdienstige opvatting van de Joden. |
Kansel |
Preekstoel in een Protestantse Kerk. |
Kardinaal |
Hoogste bisschoppelijk orgaan van de Katholieke Kerk bestaande uit 200 bisschoppen, gekozen door de Paus. Zij kiezen ook na de dood van en Paus een nieuwe Paus. |
Katholicisme |
Christelijk geloof waarbij de gelovigen gelid wordt door de Paus in Rome. |
Katholiek |
Behorend tot het Katholicisme. |
Kenmerk |
Karakteristieke, kenmerkende eigenschap. |
Kerk |
Kerkelijke geloofsgemeenschap. |
Ketters |
Christenen die over belangrijke geloofszaken anders dachten dan de christelijke leiders. |
Kolonie |
Een groot veroverd gebied waarin landgenoten van de veroveraars zich konden of kunnen vestigen |
Kolonisatie |
Het door een westerse staat in bezit nemen van gebieden in de niet-westerse wereld om landgenoten daar een nieuw bestaan te laten opbouwen. |
Landbouw |
Akkerbouw en veeteelt samen. |
Leek |
Iemand die niet tot de geestelijkheid behoort. |
Lutheranisme |
De leer van de Protestantse leider Luther. |
Mening |
Hierin geeft iemand zijn opvatting weer over bepaalde personen of zaken. |
Missie, Missionarissen |
Bekering tot het christendom door Katholieke geestelijken. |
Nieuwe Tijd |
De periode in de geschiedenis van West - Europa die volgt op de Middeleeuwen. |
Nieuwste Tijd |
De periode die volgt op de Nieuwe Tijd en duurt tot onze tijd. |
Normen |
Uit waarden afgeleide regels. |
Omstandigheden |
Zaken die geen oorzaak van iets zijn, maar wel op de achtergrond van invloed zijn.. |
Oorzaken |
Verklaringen waarom iets gebeurde. De meest directe oorzaak noem je aanleiding. |
Orthodoxe Kerk |
Christelijke Kerk in Oost - Europa, ook wel Grieks- en Russisch - Orthodox of Grieks -Katholiek genoemd. |
Parlement |
Volksvertegenwoordiging. In het parlement zitten door de bevolking met algemene kiesrecht gekozen vertegenwoordigers. In Nederland in de Eerste en de Tweede Kamer. Zij hebben in het land de macht. |
Paus |
Het hoofd van de Katholieke Kerk, met als zetel Rome. |
Plantage |
Groot landbouwbedrijf waarop suiker, tabak of koffie wordt verbouwd. |
Propaganda |
Het proberen de meningen en handelingen van een bepaald publiek te beïnvloeden. |
Protestantisme |
Christelijk geloof waarbij de bijbel centraal staat, de gelovigen zichzelf besturen en direct contact met God zoeken. |
Rechtbank van Inquisitie |
Rechtbanken van de Katholieke Kerk die tijdens de Contra - Reformatie ketters vervolgden en veroordeelden. |
Reformatie |
Zie Hervorming. |
Regeringsvorm |
De organisatie van het bestuur van een staat. |
Renaissance |
Periode waarin nieuwe belangstelling voor de Grieks - Romeinse cultuur ontstond; begon na de Middeleeuwen. |
Republiek |
Staat met een president in plaats van een vorst aan het hoofd. |
Rubriceren |
Het kunnen ordenen van gegevens in rubrieken. |
Scheiding tussen Kerk en Staat |
Verdeling van de macht in de Staat: de geestelijken houden zich niet bezig met het bestuur van de Staat en de regering niet met het beleid van de Kerk. |
Slaven |
Mensen die het bezit zijn van andere mensen. |
Slavenhandel |
Met dit begrip wordt meestal de handel van Afrikaanse slaven naar Amerika van de 17de tot de 19de eeuw bedoeld. In die tijd, ook eerder en later, bestond slavenhandel ook elders. |
Slavernij |
Toestand waarin mensen het bezit zijn van anderen |
Staat |
Een land met duidelijke grenzen en een eigen regering. |
Staatshoofd |
Persoon die in een staat de hoogste macht uitoefent of vertegenwoordigt (koning, keizer, president). |
Standplaatsgebondenheid |
Alle ervaringen van een mens die van invloed zijn op zijn denken en handelen. |
Synode |
Vergadering van vertegenwoordigers van kerkelijke gemeenten (protestant). |
Versailles , paleis van |
Op bevel van de Franse koning Lodewijk de XIV gebouwd paleis. In het paleis werd niet alleen de hofhouding gehuisvest, maar ook de regering van Frankrijk en een groot aantal edelen. |
Vooroordeel |
Opvatting die niet klopt met de werkelijkheid of waarvan de juistheid nooit kan worden bewezen. |
Wereldeconomie |
Handel tussen de werelddelen. |