Woordenlijst SV Deel 2 H 3
Woordenlijst SV2 H3
Arbeidsverdeling |
Het maken van producten in verschillende stappen. Iedere arbeider hoeft maar één handeling te verrichten. |
Chauvinisme |
Overdreven liefde voor het eigen volk. |
Communisme |
Stroming die vindt dat het socialisme door middel van een revolutie moet worden ingevoerd. |
Conformisme |
De neiging van mensen om zich aan andere mensen aan te passen. |
Congres van Wenen |
Congres van Europese vorsten, kort na de val van Napoleon in 1815, waarop Europa opnieuw werd verdeeld. |
Democratie |
Een regeringsvorm, waarbij alle belangrijke beslissingen door de volksvergadering/parlement worden genomen. |
Dienstensector |
Mensen in de dienstensector 'maken' niets (zoals een arbeider), maar doen werk voor andere mensen(bijvoorbeeld politie, doktoren, winkeliers, ambtenaren, docenten). |
Feminisme |
Beweging van mensen die gelijkheid wilden en willen tussen mannen en vrouwen. |
Handelskapitalisme |
De eerste vorm van kapitalisme, waarbij de winst door middel van de handel werd gemaakt. |
Imperium |
Een groot rijk dat is ontstaan door andere volken te onderwerpen. |
Imperialisme |
Het streven van een staat om een groot rijk op te bouwen door gebieden van andere volken te veroveren. |
Industrialisatie |
Verandering van een samenleving waarin landbouw het belangrijkste middel van bestaan is naar een samenleving waarin de industrie het belangrijkste is. |
Industrie |
Het maken van producten met behulp van machines in fabrieken. |
Industriële Revolutie |
Periode waarin de landbouw voor de meeste mensen in Europa als belangrijkste middel van bestaan verdrongen werd door de industrie. De veranderingen waren zo groot dat men spreekt van een revolutie. |
Industriële samenleving |
Een samenleving waarin de meeste goederen in fabrieken worden gemaakt en waarin de meeste mensen in steden wonen. |
Kapitalisme |
Economie waarbij de grond en de bedrijven eigendom zijn van ondernemers. De ondernemers willen een zo groot mogelijke winst maken. |
Klassenstrijd |
Strijd tussen de heersende en de onderdrukte klasse om het bezit van de productiemiddelen. |
Kolonialisme |
Het streven van Europese landen om in andere werelddelen gebieden te veroveren. Zo'n veroverd gebied was dan een kolonie van het Europese land (moederland). |
Liberalisme |
Stroming die zoveel mogelijk vrijheid op alle gebieden van de samenleving wil. |
Lopende band |
Transportband die een product in wording van arbeider naar arbeider brengt, zodat elke arbeider zijn handeling zonder tijdverlies kan verrichten. |
Marseillaice |
De naam van het Franse volkslied. |
Marxisme-Leninisme |
Aanpassing van de leer van Marx door Lenin. |
Massapers |
Zie populaire pers. |
Massaproductie |
Het vervaardigen van grote aantallen precies dezelfde producten. |
Militarisme |
Het overwaarderen van alles wat met militaire macht te maken heeft. |
Naamloze Vennootschap(NV) |
Bedrijf dat het gezamenlijke eigendom is van de aandeelhouder in dat bedrijf. |
Nationale staat |
Een staat waarvan de inwoners vinden dat ze bij elkaar horen. |
Nationalisme |
Het gevoel van saamhorigheid van mensen die een staat vormen of willen vormen. Ook: het belang van het eigen volk boven dat van andere volken plaatsen. |
Populaire Pers |
Kranten die naast nieuws over economie en politiek vooral berichten brengen over moorden, berovingen, schandalen en sport. |
Productiemiddelen |
Alles wat nodig is om te kunnen produceren (natuur, kapitaal, arbeid). |
Proletariaat |
Volgens Karl Marx de onderdrukte klasse van arbeiders. |
Pvda |
Partij van de Arbeid, een sociaal-democratische politieke partij, opgericht in 1946 als opvolger van de socialistische SDAP uit 1894. |
Realisme |
Een stroming in de schilderkunst in de 19e eeuw waarbij het eigentijdse leven in de ogen van de kunstenaars natuurgetrouw werd geschilderd. |
Revisionisme |
Herziening van de leer van Marx door gebruik te maken van de democratie om het socialisme in te voeren. |
Romantiek |
Kunststroming in de 19e eeuw waarin het gevoel en de vlucht naar het verleden en naar andere culturen belangrijk waren. |
SDAP (Sociaal Democratische Arbeiderspartij) |
Socialistische partij, eind 19e eeuw ontstaan, die zich inzette voor de arbeiders en algemeen kiesrecht wilde. Heette vanaf 146 PvdA. |
Sociaal-democraten |
Socialisten voor wie het socialisme en de democratie even belangrijk zijn. |
Sociale wetten/wetgeving |
Wetten die ervoor moesten zorgen dat de zwakkeren in de samenleving worden beschermd (onder andere ziektewet, werkeloosheidswet). |
Socialisme |
Een stroming die op sociaal gebied gelijkheid belangrijk vindt. Op economisch gebied moeten grond en bedrijven eigendom zijn van de gemeenschap. |
Socialisten |
Aanhangers van het socialisme die hun ideaal door middel van een meerderheid in het parlement willen invoeren. |
Staatsnationalisme |
Het streven van regeringen om een nationaal gevoel bij de bevolking van hun staat tot stand te brengen. |
Staking |
Tijdelijk ophouden met werken als protest of om eisen af te dwingen. |
Stroming |
Grote groep mensen met dezelfde ideeën, bijvoorbeeld op politiek gebied. |
Symbool |
Een zichtbare voorstelling van iets dat in werkelijkheid moeilijk of niet is uit te beelden. |
Vakbond |
Zie vakvereniging. |
Vakvereniging |
Vereniging van arbeiders met hetzelfde beroep die opkomt voor de belangen van deze arbeiders. |
Volkslied |
Lied dat een volk als nationaal lied heeft gekozen en dat bij nationale gebeurtenissen wordt gezongen en gespeeld. Ook: een oud lied dat vaak al eeuwenlang door een volk wordt gezongen. |
Volkssoevereiniteit |
Het recht van elk volk een eigen bestuur te kiezen. |
Vrijheid van godsdienst/geloof |
Vrijheid te geloven of niet te geloven wat men wil. |
Vrijheid van meningsuiting |
De vrijheid om te zeggen wat men wil. |
Waarden |
Wat mensen goed of slecht, belangrijk of onbelangrijk, mooi of lelijk vinden. |
Zelfbeschikkingsrecht |
Het recht van een volk om zelf te beslissen tot welke staat men wil behoren. |